1header_hansvervoort.jpg - Hans Warren - Geheim Dagboek (3)

Welkom op de website van Hans Vervoort

Hans Warren - Geheim Dagboek (3)


Notities naar aanleiding van een dagboek


Wie heeft er niet ooit wel eens een dagboek willen bijhouden, om al datgene vast te leggen wat hij beleeft en al die gedachten en gevoelens te conserveren die een mens op een dag zoal kan hebben.
Ik persoonlijk loop de hele dag te denken en te voelen.
Doodmoe ben ik er 's avonds van en het is eigenlijk zonde dat er niets van overblijft.
Nu ik vele jaren ouder ben dan ik zou willen zijn, merk ik bij terugblik dat er reeksen van jaren zijn waarvan ik me niets herinner. Blanco. Ongetwijfeld was ik in die jaren druk bezig en ongetwijfeld dacht ik dat ik leefde. Maar te bewijzen valt het niet meer.
Oude agenda's leveren voornamelijk afspraken-notities op met namen die ik vaak niet eens meer kan thuisbrengen.
Waarover spraken wij? Wat hadden we gemeen? Welke plannen hadden we? De tijd heeft alles toegedekt.
Soms tref ik tussen de afspraken een kleine notitie aan, kennelijk bedoeld om een briljante ingeving in steekwoorden vast te leggen.
Het gevoel dat ik iets briljants bedacht heb dat onmiddellijk vastgelegd moet worden overkomt me alleen op zeer late tijdstippen in café's en de notities zijn ernaar. Meestal volstrekt onleesbaar, soms een duidelijk maar onbegrijpelijk woord.
'Strijkbout' noteerde ik in april 1978 en ik plaatste er voor alle zekerheid een uitroepteken achter. Strijkbout?
'Oesters zonder statiegeld' moet op 15 mei van dat jaar een diepe betekenis voor me gehad hebben.
Café-brille is nog merkbaar in de sloganvariant '15 kappers schoren mij met dit éne mesje' dat ik in september van dat jaar op papier zette. 'Mensen die zeggen dat ze niet graag achterom kijken in hun leven, hebben daar meestal wel een reden voor' (18 november 1978). Tja, zo ken ik er nog wel een paar. Meer perspectief biedt de notitie: 'De 18de eeuwse kritikus die over Gullivers Travels schreef: ik kan er nauwelijks iets van geloven'.
Maar een echt beeld van waar ik die dag mee bezig was, biedt ook deze opmerking niet.
 
In de vlakte van die bijna herinneringsloze jaren staan enkele gedenktekens, de kennismaking met een beminde, de dood van een vriend, een heel aparte reis.
Alles wat de sleur doorbreekt.
En dat is achteraf juist zo ontmoedigend. Waarom zijn we zo geschapen dat alleen afwijkende momenten in de herinnering over blijven?
Ik geef toe, er zijn veel saaie lelijke dagen in een leven en het hindert me niet die te vergeten. Maar er zijn ook dagen waarin alles onopvallend in evenwicht is. Je staat fit op, de zon schijnt, er is vers brood in huis, er is prettig werk te doen, je hebt met niemand ruzie, je hebt iemand om van te houden.
Storingsvrije gelukkige dagen die zo gladjes verlopen dat ze geen aparte herinnering achterlaten.
Sleur is de verzamelnaam waarin helaas ook die dagen belanden.
Als ik ooit een dagboek zou bijhouden, dan zou het vooral zijn om dat alledaags geluk vast te leggen.
 
Maar helaas, ik kan geen dagboek schrijven. Het geeft me een dwaas gevoel om iets aan mezelf mee te delen dat ik al weet.
En welke ik moet ik aan het woord laten? De ironische? De driftige? De klager? De eerlijke (god verhoede)? Dat wordt een heel geknok.
En tot wie moet ik me richten in zo'n dagboek, tot mezelf van nu, of tot mezelf van de toekomst?
Of tot die onbekende persoon die na mijn dood het boek zal vinden? Is het eigenlijk wel mogelijk om een dagboek te schrijven zonder de gedachte aan die onbekende bekende die je boeltje op zal ruimen na het onverwachte hartinfarct? Verlammende vragen zijn dat.
Het best kan ik nog de dagboekschrijvers begrijpen voor wie het dagboek een onpersoonlijke persoon geworden is, een blanco gesprekspartner die alleen maar luistert en knikt.
Lief dagboek, wat me nú weer overkomen is...

En dan maar pennen, want een dagboek hoort natuurlijk met de hand geschreven te worden.
Zo'n dagboek is een zwijgende biechtvader achter het gordijntje, een stille maar begrijpende vriend, een troost in eenzaamheid en verdriet. Een teddybeer, eigenlijk. Helaas, voor mij blijft het altijd een pak nors papier, onwillig om beschreven te worden.
Ik schrijf ook nooit met de pen, ik sla met kleine hamertjes de letters op papier. Nee, ik zal nooit een dagboekschrijver worden. En ik zal dus nooit weten of het wáár is wat ik wel eens denk, dat dagboekschrijvers zich in avonturen storten om iets te melden te hebben aan de stille papieren vriend.
Soms wordt een dagboek gepubliceerd en soms heeft dat levensverhaal een literaire pretentie.
In theorie kan dat eigenlijk niet.
Van een literair produkt wordt verwacht dat het stilistisch perfect is, een reflectie heeft die verder reikt dan de dag zelf, en een structuur die door de schrijver bewust is aangebracht.
Aan die eisen kan een levensverhaal in dagboekvorm eigenlijk nooit voldoen. Stilistisch niet omdat geen enkele schrijver in één keer perfect kan verwoorden wat hij wil zeggen, uitzonderlijke momenten daargelaten.
Qua reflectie niet omdat er weinig afstand is van de beschreven ervaringen, dat is nu eenmaal de essentie van de dagboekvorm.
En wat de structuur van het verhaal betreft, daar heeft de dagboekschrijver al héél weinig invloed op.
Hij registreert gebeurtenissen, gevoelens en gedachten, maar weet niet hoe het verhaal verder zal gaan, want dat is in de toekomst verscholen. Op z'n best is de dagboekschrijver de denkende hoofdpersoon in een verhaal waarvan hij de afloop nog niet kent.
Literair gezien kan een dagboek dan ook nooit meer zijn dan een objet trouvé, door toeval interessant omdat de schrijver een leven als een verhaal heeft geleid en daar een leesbaar verslag van heeft bijgehouden. Het beste compliment dat men aan een gepubliceerd dagboek kan geven is dat een schrijver het niet beter had kunnen bedenken.


Hans Warren

Onlangs verscheen het derde deel van het Geheim Dagboek van Hans Warren, de Zeeuwse dichter en prozaïst. Het bestrijkt de jaren 1949 tot en met 1951. Hij was toen rond 30 jaar, werkte als beambte op het gemeentehuis van een provinciestadje, woonde bij zijn ouders.
Een eenzame gevoelige intellectueel met literaire aspiraties en homofiele geaardheid, gericht op jongens die hem fysiek boeiden maar met wie hij zelden gevoelscontact kon hebben, nog minder een partner kon vinden in zijn dooltocht door de wereldliteratuur.
En ze werden onverbiddelijk ouder, die jongens, en dan onaantrekkelijk. In elke verliefdheid lag die onvolkomenheid en het bittere einde al besloten, de eenzaamheid maar tijdelijk verzoet door het genot.
Het dagboek van Hans Warren onttrekt zich aan alle theoretische bedenkingen, want hij hanteert dit medium als een virtuoos en houdt rekening met de beperkingen. Het is merkbaar geschreven door de kritische lezer die hijzelf óók is, mogelijk is het achteraf wat geredigeerd, want de stilistische gaafheid is opvallend.

Warren gebruikt zijn dagboek voor verschillende doeleinden. Soms is het een kladblok voor reisverslagen en natuur-ervaringen, gedetailleerde schetsen van wat voor later gebruik onthouden moet worden. Dat geldt ook voor de instant beschrijvingen van ontmoetingen, met schildersoog neergepend en voorzien van de kleine kanttekeningen van de ervaren pessimist. Een enkele keer wordt het dagboek gebruikt om vernederende ervaringen niet te vergeten:

'In grote haast even de vriendelijke opmerkingen noteren die vader me naar het hoofd slingerde als afscheid toen ik naar Zwitserland vertrok. 'Voor mijn bestwil' nog wel, o, die zo vaak gehoorde woorden. Ik schrijf ze op om mogelijke vertedering in de toekomst wat te neutraliseren. 'Het is een schánde dat je zo'n massa geld wegsmijt voor zo'n stuk strónt terwijl je váder en moeder gebrek lijden'. De hysterie waarmee het werd opgefokt, met dikke ogen van nijd.'

Vaker dient het dagboek voor een terugblik op gebeurtenissen van de afgelopen weken of soms maanden, het is dan niet echt een dagboek maar een in retrospectie geschreven 'waar verhaal'.
Ook Hans Warren kan in zijn dagboek niet meer zijn dan de denkende hoofdpersoon in een onaf levensverhaal.
Maar deze hoofdpersoon analyseert zo scherp wat er gebeurd is en probeert zo sterk te anticiperen op wat in de toekomst verscholen is, dat er vanzelf spanning ontstaat bij de lezer: zal hij gelijk krijgen of loopt het toch weer anders?
Als boeiend verhaal heeft dit dagboek alleen het manco dat Warren sommige gebeurtenissen niet op papier kan krijgen zodat er nogal eens hiaten vallen. Soms moet de lezer het doen met een korte wrevelige opmerking: 'nu dan, de vriendschap met Florus heb ik een week geleden beëindigd. Ook Robert zie ik nooit meer.'

Warren vraagt zich in zijn notities geregeld af wat de oorzaak kan zijn dat hij gebeurtenissen die hem erg raken vaak niet in het dagboek kwijt kan. Ik denk dat het een gezond schrijversinstinct is dat een rasschrijver als Warren heeft belet om dingen op papier te zetten waar hij op dat moment niet de goede woorden voor had.
Als dagboekschrijver faal je dan, maar als schrijver doe je de beste keus als je alleen datgene verwoordt waarvoor je de woorden hebt. En juist die woorden zijn belangrijk bij een schrijver als Warren, die lyrisch dichtersproza schrijft, ritmisch proza waarin elk woord het volgende oproept. Een genot om te lezen.


(Dit artikel verscheen in Hollands Maandblad, 1983 - 422/433)