Gilles van der Loo - Het jasje van Luís Martin (2016)
Recensie van Hans Vervoort op de site van Literair Nederland (15-11-2016)
Het raadsel Gijs Thio
Gilles van der Loo (1973) schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit (2012) en de roman Het laatste kind, beiden goed ontvangen. Zijn zojuist verschenen roman Het jasje van Luís Martin is geschreven als hommage aan de op 26 februari 2011 plotseling verdwenen oud-barman en wijnhandelaar Gijs Thio, een vriend van de schrijver. Na een maand werd zijn lichaam gevonden, drijvend in het Oosterdok.
Hij behoorde tot de gemiddeld 15 mannen die de Amsterdamse politie jaarlijks opvist uit de grachten. Dat zijn er nogal wat. De open gulp van de verdronken mannen biedt de verklaring: ze moesten even een plasje, al dan niet na wat alcohol. Als dan de bloeddruk zakt kan dat leiden tot het verlies van evenwicht.
Zo'n tragikomische dood kan je je ergste vijand niet wensen. En daarom is het goed dat Gilles van der Loo een boek wijdt aan de vriend die hij bewonderde.
De hoofdpersoon Issa is - net als de schrijver zelf ooit - een student psychologie maar zijn bijbaan in de horeca bevalt hem beter dan de studie, en dat geldt zeker als hij zijn grote voorbeeld ontmoet, de perfecte barman Gijs Thio.
Gijs - dit moest Gijs zijn - las staand de krant, met zijn vuisten op de bar aan weerszijden van het papier. Hij droeg een korenblauw overhemd met gouden manchetknopen en een zwarte pantalon die ijzingwekkend scherp gesteven was. Tot een strook gevouwen lag zijn sloof over zijn schouder. Na een paar tellen sloeg Gijs de krant dicht en trok als was het een revolver de nietmachine tevoorschijn, waarmee hij op gelijke afstand vier nietjes in de kantlijn schoot. (..) Gijs schikte de krant in de stapel tijdschriften en glimlachte naar hem waarbij zijn Aziatisch aandoende ogen glommen. Door zijn fijne neus, brede kaken en sterke kin had hij een onplaatsbaar, maar heel succesvol samengeraapt gezicht.
Rolmodel
Dat Issa grote bewondering heeft voor Gijs is vanaf de eerste pagina duidelijk en ook het waarom: Gijs is het schoolvoorbeeld van de onverstoorbare man die in elke situatie weet wat hij moet doen en dat ook zonder aarzelen doet. En de vaderloos opgegroeide Issa vindt in hem het perfecte rolmodel.
Ze zijn onafscheidelijk zowel tijdens als na het werk, want na sluitingstijd leiden horeca-werkers hun eigen nachtelijk bestaan, meestal in de kroegen van anderen.
De lezer leert in klein detail het eet-café Zeppos kennen en het Italiaanse restaurant Toscanini, waar de beide vrienden werkten. Er wordt heel wat afgefietst door Amsterdam (elke route zorgvuldig beschreven) en we leren alles wat er te leren valt over het vak van barman en restaurant-bediening. Achter de deur naar de keuken mocht het vies zijn en 'zoals op elke drukke avond raakte de gootsteen in de spoelkeuken om kwart over tien verstopt, waardoor de afwasser tot halverwege zijn bovenarmen het vette bruine water in moest.'
Maar in het café-restaurant zelf moest alles spic-and-span zijn, de borden en glazen precies op de goede plek, het bestek in precies de goede richting en de kelner in een goed gestreken overhemd.
Het verhaal wisselt af tussen het heden waarin Issa kampt met het verlies van Gijs en het verleden waarin hij vertelt over zijn belevenissen met hem. In het heden heeft Issa last van hallucinaties waarbij hij Luís Martin ziet, de Spaanse barman van wie Gijs ooit het vak had geleerd, wiens jasje hij mocht dragen en over wie hij veel vertelde.
Zo kent de roman drie verhaallijnen die elkaar afwisselen: het leven vóór Gijs'dood, het leven ná Gijs dood, en het door Issa tussendoor verzonnen levensverhaal van de Spanjaard.
Eidetisch proza
Deze afwisseling werkt goed voor de lezer en dat heeft ook te maken met een eigenaardigheid in de schrijfstijl van Van der Loo: de behoefte van zijn hoofdpersoon om alles, maar dan ook echt alles tot in het piepkleinste detail te beschrijven. Als Issa op de stang van de fiets van Gijs meerijdt voor een zoveelste drankje na het beëindigen van hun shift, leidt dat bijvoorbeeld tot het volgende reisverslag:
De nachtlucht vloeide over Issa's schouders terwijl Gijs door Rusland reed, afsloeg op de Kloveniersburgwal en diagonaal de Nieuwmarkt overstak. (...)
Ze staken de Prins Hendrikkade over en zoefden onder het spoor door. Aan hun linkerkant lag nu het IJ, het water breed en kalm en schitterend door alle lichtjes op de oever. De stijging van het fietspad leek Gijs geen extra moeite te kosten, en zo volgden ze de rivier stroomopwaarts. Een aak voer hen tegemoet waarvan de kajuit straalde als een Jordanese woonkamer. Aan het roer stond een buikige man, naast hem zat een vrouw in een witte tuinstoel te lezen. Issa zwaaide (...) naar het stel totdat de vrouw opkeek, het boek weglegde en naar de deuropening kwam.
En zo fietsten ze nog een heel stuk verder. Er is niets mis met deze beschrijving, behalve dat hij eigenlijk overbodig is voor het verhaal. En ook dat mag, een verhaal mag best stukken bevatten die in feite een soort pauze zijn. Maar in Het jasje van Luís Martin wordt álles in dit soort details beschreven, en dat is teveel van het goede. Zelfs als Issa door drank en drugs geheel beneveld raakt en nauwelijks uit zijn ogen kan kijken blijven de beschrijvingen eidetisch gedetailleerd. Daarom is het prettig dat bij het overstappen van de ene verhaallijn naar de andere, in elk geval het decor en een deel van de personages wisselen.
Behalve de overdreven detaillering is een ander wat hinderlijk aspect van Van der Loo's proza zijn voortdurende streven naar frappante literaire vergelijkingen, zoals in het bovenstaande fragment de kajuit die 'straalde als een Jordanese woonkamer.' Het is de bedoeling van literaire vergelijkingen dat ze het beschrevene in een nieuw licht plaatsen. Maar dat nieuwe licht moet je dan wel kennen en de aard van de verlichting van een Jordanese woonkamer zal weinig lezers bekend zijn.
Zo'n missertje is geen ramp, maar Van der Loo maakt ze nogal vaak:
Het meisje glimlachte als een babyzitter die veel te laat wordt afgelost(...)
Arjen, een tengere twintiger met de stem van een kettingrokende nieuwslezer (...)
Met de traagheid van trekkende thee heupwiegde ze langs de biertappen (...)
Tja. Proza dat stuitert als een oud kanon dat afgeschoten wordt is ook een vergelijking die nergens op slaat. Maar hier, je weet maar nooit, misschien toch wel toepasselijk.
Het raadsel
Er staan overigens mooie stukken in de roman, zoals de in-treurige beschrijving van een bezoek aan het graf van Gijs, samen met zijn zoontje en hun gemeenschappelijke vriend Arie. Op de buik van het graf staan twee plastic bloempotjes met uitgedroogde tijm. Issa probeert niet te denken wat hij hier altijd denkt: hoe ver het lichaam van zijn vriend al heen moet zijn.
'Gijssie.' zegt Arie tegen de grijze aarde. 'Hoestie nou?' (...) Zoals altijd vraagt Issa zich af wat hij hier komt doen, waarom hij steeds weer denkt dat het hem zal opluchten om aan het graf te staan: dat hij hier zal kunnen huilen. (...) Hij hurkt, raapt wat van de aarde op en laat hem weer vallen. Er gebeurt niets.
Jammer voor de roman is dat Gijs Thio weliswaar een grote vriendenkring had en een aimabel mens was, maar tegelijk heel gesloten.
Ondanks de intense bewondering en vriendschap die Issa voor hem voelt, moet hij in de loop van de tijd zichzelf bekennen dat hij eigenlijk niets van Gijs weet, ook geen flauw vermoeden heeft wat hij denkt of voelt en nog minder waarom hij geregeld besluiten neemt die Issa overvallen. Zo gaat het samen starten van een eigen restaurant niet door omdat Gijs op het laatste moment zonder enige uitleg afhaakt. En zo blijft de lezer aan het eind van het boek zitten met een toch wat leeg gevoel. Ruim tweehonderd pagina's een vermoedelijk heel aardig mens gevolgd zonder ook maar iets van hem te weten te komen.
Nu hij zijn verdriet over het wegvallen van een goede vriend van zich afgeschreven heeft kan Gilles van der Loo als schrijver hopelijk verder. En dan kan het - ondanks de goede bedoelingen - alleen maar beter gaan dan bij dit boek.