1header_hansvervoort.jpg - Hart, Maarten 't - De moeder van Ikabod (2016)

Welkom op de website van Hans Vervoort

Hart, Maarten 't - De moeder van Ikabod (2016)

Recensie van Hans Vervoort op de site van Literair Nederland (08-07-2016)

 

 

Avonturen in bos en veld - van onze kleine held

 

Schrijvers die bekendheid genieten via de televisie moeten uitkijken als ze in de ik-vorm schrijven. Want elke lezer ziet hen voor zich en kan sommige activiteiten wel en andere juist niet met deze auteur verbinden.
Zo kan het ene medium het andere dwars zitten.

Bij Maarten 't Harts nieuwe verhalenbundel De moeder van Ikabod is dat niet het geval, want de ik-persoon in de gebeurtenissen is geheel en al de Maarten 't Hart zoals we die kennen van zijn televisie-optredens.
De laatste tijd vinden die vooral in zijn moestuin plaats, waar hij het materiaal doet groeien dat bruikbaar is voor het bereiden van het soort maaltijd dat hij aanbeveelt. Maarten 't Hart houdt van logica en de beste manier om mager te blijven is de regel 'Overal mag ik in bijten, mits ik daar flink van ga schijten. Niet ontberen, maar laxeren.'
Bij het serveren van dit soort onontkoombare maar onaangename conclusies krijgt de Maarten 't Hart die we van de televisie kennen een klein, bijna onmerkbaar, glimlachje om de mond. En pretoogjes.
En dat geldt ook voor de Maarten in alle 18 verhalen die opgenomen zijn in De moeder van Ikabod.

Hij beschrijft er gebeurtenissen uit zijn bestaan in en maakt waar nodig grif gebruik van zijn publieke bekendheid (ook als hij voor Maarten Biesheuvel wordt gehouden). De vertelstijl is soms wat omslachtig en maakt veel gebruik van aan de bijbel ontleende citaten en het spuien van muziekkennis. Maar is daardoor vintage Maarten 't Hart.

Veel goede vertellers kent de Nederlandse literatuur niet, want bij ons geldt het adagium dat je van een tekst IETS MOET MEENEMEN. Literatuur moet diepgang hebben en als je een boek na lezing dicht slaat moet er iets in de lezer veranderd zijn. Zijn wereldbeeld een stukje verschoven, zijn houding tegenover de medemens minimaal een fractie gewijzigd. Gebeurt dat niet, dan hoort het boek naar het oordeel van menig literatuurkenner tot de ontspanningslectuur, aangenaam of roerend maar betekenisloos proza. Daarmee wordt het eerstgenoemde deel van de schrijvers overschat want voor nieuwe inzichten kan je eigenlijk beter terecht bij de wetenschap dan bij auteurs die meestal van toeten noch blazen weten, en - blijkens hun biografieën - vaak sukkelig door het leven gaan. En het is een grove onderschatting van de schone kunst van het vertellen, waarbij het doel is dat de lezer zo geboeid wordt door het verhaal dat hij niet meer merkt woorden te lezen.

Godswonder
In dat licht bezien is het niet minder dan een godswonder dat Maarten 't Hart, afkomstig uit het meest serieuze deel van ons volk, de gereformeerden, zich uit dit  keurslijf van de Nederlandse literatuur heeft kunnen bevrijden en ongegeneerd vertellers-verhalen is gaan schrijven. En in De moeder van Ikabod is deze verteller op zijn best.
Een prachtig verhaal over de jonge Maarten die tijdens een vakantie de - uiteraard gereformeerde - broodbakker Schelvischvanger helpt met een nieuwerwetsigheid: het machinaal snijden van brood. Hij doet dat samen met een stiefdochter van de bakker en diens neef. Als de neef samen met Maarten de dochter 'een flinke beurt' wil geven redt Maarten haar eer, maar wordt er later toch van beschuldigd haar bepoteld te hebben. Dat eigen kleine wereldje vol wetten en zekerheden - eigenlijk nog maar zo kort geleden - waarin Gereformeerden, Hervormden, Katholieken en andere sekten apart van elkaar opgroeiden en leefden is één van 't Harts terugkerende thema's en hij is een meester in het beschrijven ervan.
'En stipt om één minuut over half drie reed onze bakker Stoof Schelvisvanger, psalmzingend de straat in. Hij was van onze kerk. Bij alle gereformeerden bezorgde hij aan huis brood en banket. In onze straat bediende hij nog één ander gereformeerd gezin. Bij ons belde hij het eerst aan en slofte dan neuriënd terug naar zijn kar en haalde daar een melkwit en een vloerbruin. Wij kregen dat aangereikt ('zaterdag betalen') en vervolgens reed hij door naar de familie Marchand. Daar leverde hij acht regeringswit af.'

Verkikkerd
Een ander bekend thema in zijn verhalen is dat van de bleue Maarten-ik die in vuur en vlam raakt bij het aanschouwen van vrouwelijk schoon. Maar geen flauw idee heeft wat hij daarmee aan moet en dan bij voorkeur maar niets doet.
In het titelverhaal 'De moeder van Ikabod' vindt dat plaats als hij gevraagd wordt orgel te spelen bij een kerkdienst. Alhoewel Maarten elk geloof in God verloren heeft is hij niet te beroerd te helpen als er in de zomer ('vanwege de bouwvak') schaarste aan organisten is. En trouwens, wie zou de kans aan zich voorbij laten gaan om Bach te spelen op het fraaie Lohman-orgel in Warmond? De predikant-van-dienst blijkt een vrouw, met de naam Ilonka de Priester.
't Hart laat de kans voorbij gaan om zich af te vragen hoe ooit iemand die zich als 'de Priester' in de burgerlijke stand heeft laten inschrijven de durf heeft gehad - gezien het celibaat -  zijn nageslacht te erkennen en diezelfde naam mee te geven. Maar goed, Ilonka blijkt een mooie vrouw al doet zij haar best om dat tegen te gaan: 'Ze zag eruit alsof ze voor de spiegel was gaan staan en toen tegen zichzelf had gezegd: wat kan ik doen om mijn sexappeal zo veel mogelijk in te dammen. In ieder geval zo weinig mogelijk make-up. En mijn haar in een barse knot. En een strenge bril op. '
De kerk blijft die dag leeg ('vanwege de bouwvak'), maar Ilonka houdt toch haar preek en Maarten wordt uitgenodigd na afloop een kopje koffie te drinken in de consistorie.

'Ik was daar nog net op tijd voor iets wat ik niet graag gemist zou hebben. Op het moment namelijk dat ik de deur opende, greep de transpirerende dominee met beide handen vlak achter haar schouders haar toga op twee plaatsen vast en trok hem toen met één vloeiende beweging over haar hoofd. Ze had het vaker gedaan, dat was duidelijk, want het ging zo snel, zo behendig, ik keek mijn ogen uit. (...) . En toen stond ze daar, die Ilonka de Priester, in een lichtblauw mouwloos hemdje en een zwart kokerrokje, waaronder lange gebruinde, van zweet vochtig glinsterende benen afdaalden naar sandaaltjes die voornamelijk uit dunne riempjes waren opgetrokken.'

Staat hier iets te gebeuren dat zijn oude Arbeiderspers-redacteur Martin Ros 'het hele erge' placht te noemen?
Kenners van Maarten 't Hart weten wel beter. Toch slaagt hij erin Ilonka tweemaal te laten schaterlachen en bij het afscheid zegt ze ' Daar houd ik je aan' als hij belooft aanwezig te zullen zijn bij haar volgende kerkdienst in Warmond. Wordt vervolgd!

Kale kikker
Zijn zuinige aard komt in 't Harts verhalen geregeld naar voren en leidt tot een buitengewoon hilarisch verhaal over de keer dat hij - 's ochtends heel vroeg op weg naar het zwembad - beroofd werd door 4 jongens maar slechts een oeroude portemonnee bij zich had met het vijftig-centstuk dat nodig zou zijn om een kledingkluisje te huren. Er volgt een tocht door Leiden waarbij het viertal Maarten meevoert om - als betrouwbaar ogende burger - voor hen bij een slagerij aan te kloppen en zo de deur te openen voor een roofpartij.  Als hij een politiewagen ziet aankomen en zich losrukt uit het viertal (dat snel verdwijnt) probeert hij vergeefs de agenten zover te krijgen dat ze hem naar een veilige plek vervoeren. Maar hij wordt herkend door de agente: 'Het is Van 't Hart,' zei de agente koppig, 'die heeft nogal een dikke duim. Vier kerels, ga toch weg, we hebben niks niemendal gezien, we hebben alleen maar een idioot de straat op zien sprinten die met zijn armen begon te zwaaien alsof hij Sinterklaas zag aankomen op een dwergezeltje.'

Dat Maarten 't Hart een dikke duim heeft zal ongetwijfeld waar zijn. Schrijvers kunnen niet zonder. Het heeft in elk geval met De moeder van Ikabod een mooie verhalenbundel opgeleverd, die gelukkig je wereldbeeld geen millimeter laat verschuiven. En wie ter stichting toch wil weten wie Ikabod was en wie zijn moeder, kan dat vinden op pagina 138.
Mocht de schrijver of zijn uitgever dit stuk onder ogen krijgen: 'Ze droegen allebei een identiek grijs jasje' (pagina 171) is één woord teveel. Zonde van de inkt.