Dick Walda – Meisje Vellebeen (1975)
(Recensie van Hans Vervoort in Vrij Nederland, 22-11-1975)
Het betere varieté-werk
Dick Walda heeft volgens de achterflap van zijn nieuwste verhalenbundel Meisje Vellebeen maar een klein talent in huis. 'Dat houdt in dat ik van de nood een deugd tracht te maken. Of om het anders te zeggen: ik geef een roffel van dagelijkse dingen. Ik hou o.a. van het betere varieté-werk, een goochelaar die heel slim bezig is, een danspaar met genummerde ruggen dat verdiept is in de cha-cha-cha, café-chantant in Praag, katten, verhalen van Toergenjew, Dustin Hoffman, terwijl Cherry Duyns mijn favoriete verslaggever is.'
Dit tekstje stuit me ontzettend tegen de borst, al zou ik niet kunnen zeggen waarom. Misschien de combinatie van bescheidenheid en een interesse-pakket dat zó in de Avenue kan (de enige echte Dustin Hoffman, ƒ 1295, Metz & Co, Amsterdam en den Haag). Of misschien de roffel van dagelijkse dingen, waarbij ik me niets kan voorstellen.
Nu mag je natuurlijk nooit iemand uitjouwen over de teksten op zijn achterflap, het gaat om de inhoud. En die is puur goed. Walda beweegt zich op het terrein van de anekdotische lectuur: toevallige ontmoetingen die een verhaal opleveren, dat meestal bestaat uit een bijna -monoloog van de gesprekspartner. De schrijver blijft buiten schot, hij is de toehoorder die hooguit door zijn reakties op het verhaal enige aanwezigheid krijgt. Het is een goede formule voor wie makkelijk spreektaal noteert en dat is voor Walda als hoorspelschrijver geen probleem.
Treurigheid en kleine eenzaamheid en veel ouds en zieks in deze verhalenbundel: een aangewaaide zwerver, een joodse vrouw met KZ-syndroom, een gepensioneerde die verslaafd is aan het verboden voeren van Artis-dieren, een oude vrijster die haar zoveelste kans mist, twee keiharde zakenvrouwen uit het Cemsto-wezen die een zielige oom katten, een gesjeesde zangeres die een koffer probeert te stallen bij de verkeerde balie van het Centraal Station, enz.
Géén cha-cha-cha-ende goochelaar in Praag, Walda beperkt zich tot Hollandse miniaturen en een paar verhalen die wat meer autobiografisch aandoen, minder vlot geschreven zijn en misschien daardoor juist een sterkere indruk maken dan de soms wel wat gladjes beschreven anekdotes.
Het ontbreken van Groot Spektakel of Vormvernieuwing zal Walda er wel toe gebracht hebben zichzelf een klein talent toe te dichten. Als dat al waar zou zijn heeft hij in elk geval vakmanschap genoeg om ervoor te zorgen dat de lezer er niets van merkt.