Jan de Rooy – Nachtvlinders (1983)
(Recensie van Hans Vervoort in NRC Handelsblad, 09-12-1983)
Debuut van Jan de Rooy: kreunende beuken en giftig licht
Een verhaal schrijven is makkelijk. Je zet wat woorden op papier en de lezer krijgt vanzelf beelden in zijn hoofd. Het berekenen en doseren van de effecten die je bereikt is veel moeilijker. Beginnende schrijvers doen vaak denken aan tovernaarsleerlingen die spreuk na spreuk uitproberen en langzamerhand de controle verliezen over wat zij oproepen.
Ook het debuut van Jan de Rooy toont daar de sporen van en de resultaten zijn soms heel verrassend. De roman Nachtvlinders opent met een thrillerachtige scène waarin de jonge concertpianist Willem Vermuur door zijn overbuurvrouw wordt bespioneerd, per binocle. Als hij zijn woning verlaat volgt ze hem in mannenkleding door de straten van een Bordewijkiaans beschreven Den Haag:
"In de ambassadewijk, waar achter grote hoeveelheden struikgewas monsterlijke villa's ver van elkaar stonden, kreunden de beuken in de zware storm. Boven de kruinen piekte het kankergroen verlichte koperen torentje van het Vredespaleis. De duisternis onder de bomen werd verstikkend opgevuld door het giftige licht."
Oef! Al lezend hoor je onheilspellende muziek en het wordt je bang te moede als uit een urinoir een man treedt die zich tussen de vrouw en Vermuur voegt. De achtervolging stagneert als Vermuur bij een bushalte stopt, de vrouw schuilt weg in een luguber homofielenlaantje. Ze bedenkt wat ze zal doen als ze aangesproken wordt voor sexueel kontact, zo'n man zou best agressief kunnen worden als hij merkt met een vrouw van doen te hebben. Ze komt op het lumineuze idee dan zwijgend te hurken en fellatio aan te bieden. Gelukkig komt het niet zover en de door De Rooy opgeroepen spanning krijgt een vreemde ontlading als de achtervolgster zichzelf voorhoudt dat het nu toch hoog tijd wordt dat ze de pianist durft aan te spreken met de vraag of hij haar les wil geven. Een grap van de schrijver, denk je eerst, ha ha. Maar het blijkt waar te zijn, hier wordt iets banaals verteld met de orgeltonen van een episch drama.
Pianist Willem Vermuur is ongehoord aantrekkelijk van uiterlijk, maar heeft in zijn leven geen plaats voor de liefde. Hij sublimeert alles in muziek, terwijl diverse dames (waaronder de achtervolgster) proberen zijn hart te winnen. Uiteindelijk blijkt dat hij toch steeds bezig is geweest zijn homo-erotische neigingen te onderdrukken.
Elk verhaal is simpel als je het kort samenvat en van elk verhaal kan je in de uitwerking iets goeds maken. Jan de Rooy heeft overduidelijk literaire kwaliteiten, maar dit verhaal lijdt aan het euvel dat zijn stijlmiddelen niet passen bij de beuzelachtige besognes van zijn personages. De dames en heren zijn voortdurend bezig elkaar de loef af te steken en op alle mogelijke manieren te bespioneren en dit gekeutel wordt beschreven op een wijze alsof er ik weet niet wat aan de hand is.
Het 'dit is belangrijk '-effect bereikt De Rooy vooral door zijn uitvoerige en vaak heel fraaie decorbeschrijvingen: in een zó frappante omgeving moet wat er gebeurt wel belangrijk zijn. Maar Couperustypen worden bloedeloos en banaal in een Bordewijk- decor. Niets is makkelijker dan een debuut te kraken en Jan de Rooy geeft daar veel mogelijkheden toe. Maar van een eersteling mag je eigenlijk niet meer verwachten dan dat je hem uit kunt lezen. Dat lukte mij bij Nachtvlinders zonder moeite, al geef ik toe dat ik vooral gedreven werd door nieuwsgierigheid naar de volgende vreemde uitglijer.