Levi Weemoedt – De ziekte van Lodesteijn (1986)
Recensie van Hans Vervoort in NRC Handelsblad (23-01-1987)
Een eenling kraakt het systeem
De eenling in opstand tegen het systeem, dat zal wel één van de meest gebruikte literaire thema's zijn. Dat geldt ook voor de nieuwe boeken van Levi Weemoedt en Dick Schouten.
Bij Weemoedt gaat het om de leraar Klassieke Talen Lodesteijn die zich probeert te handhaven op één van die steeds massaler wordende middelbare scholen waar de Nederlandsche jeugd wordt klaargestoomd voor het leven. Van de op 'zelfbepaling' gerichte benadering van de jaren zeventig is niets meer over en dáár is Lodesteijn niet rouwig om. De nieuwe trend van administratieve orde en het efficiënt afwerken van de verplichte leerstof spreekt zijn romantisch gemoed echter evenmin aan. Lodesteijn wil actief les geven aan geïnteresseerde leerlingen - als die er zouden zijn.
Als de morsige oude school vervangen wordt door een nieuw gebouw wordt zijn probleem accuut, want alles wijst erop dat daar de massa in gebaande paden geleid zal worden. Het gebouw is erop ingericht om ook in de pauzes met een minimum aan surveillancekracht een maximum aan overzicht over de meute te hebben en rector Persijn groeit zienderogen in zijn rol van hoofdcipier van de leergevangenis. Tijdens de inwijding van het nieuwe gebouw uit Lodesteijn nog een waarschuwend woord: "Er kan namelijk door verveling zó'n enorme concentratie van kracht op één punt ontstaan, alle energie schiet toe naar het zitvlak en HUPP! daar gaat de eerste leerling al! Dwars door de nieuwe school, dwars door het beton...!"
Helaas wordt dit pleidooi voor prikkeling van de fantasie van de leerlingen genegeerd. Lodesteijn probeert zich zo goed mogelijk aan te passen, maar loopt toch steeds uit de maat, en raakt van de weeromstuit zelf ontregeld: "'s Morgens fietste hij onder een steeds donkerder uitspansel naar zijn werk en het was of zijn Gazelle in die duisternis vastliep. Uit de schemer van de vroege ochtend doemde de school op als een grauwe stenen klomp, een massief blok van neonverlichte cellen en hij moest trappen wat hij kon om op tijd zijn eigen cel te bereiken, een lokaal op de derde verdieping dat zonder verband met de aarde door het luchtruim zweefde, een stuurloos projectiel, slechts bemand door een leeraar oude talen en een handjevol leerlingen."
Een kleine appelflauwte brengt hem in het medisch circuit, waar eindeloos maar vergeefs gezocht wordt naar de oorzaak van het euvel. En als hij tenslotte verwezen wordt naar psychiatrische hulp blijkt het Riagg-gebouw een verkleinde versie te zijn van het nieuwe schoolgebouw, zodat hij meent dáár niet genezen te kunnen worden. Sterker nog, hij beredeneert op goede gronden dat niet hij ziek is maar het systeem. Toch verliest hij het, maar krijgt daardoor zijn vrijheid weer.
Levi Weemoedt (geboren Ies van Wijk) wordt wel gezien als de reïncarnatie van Piet Paaltjens. Na enkele gedichten- en verhalenbundels is De ziekte van Lodesteijn zijn eerste roman. Het verhaal zit goed in elkaar en Weemoedt heeft ongetwijfeld geprofiteerd van de ervaring die Van Wijk opdeed als leraar in Vlaardingen. Toch blijft het wat hangen tussen vertelling en betoog. Geen van de roman- figuren is méér dan een proto-type en in zijn stijl kan Weemoedt geen keus maken tussen gewoon vertellen en de Weemoedtiaanse, larmoyante verheviging daarvan, zodat nooit goed duidelijk wordt of het gaat over leed of over Leed.
Ver van de mannequins is Dick Schoutens derde boek. Hij heeft zijn geheel eigen benadering van het thema 'eenling tegen het systeem'. De ik-persoon heet Allesandro Lopez en dat is een zeer vermakelijke ras-opschepper en kletsmeier, die na het moeiteloos behalen van de gymnasiumopleiding ("Gezien mijn capaciteiten zou ik zelfs een grove uitbrander verdiend hebben als ik die school niet op mijn dooie gemak had doorlopen") bewust kiest voor het vak van gevangenisbewaarder. Binnen die omheinde ruimte vind je immers de essentie van het leven, de vrijheid en de beperking ervan, en waarom zou je je studiemateriaal dan verder zoeken?
De kersverse bewaker heeft al na een paar weken door - en hij wist het eigenlijk al vanaf het begin - hoe zo'n gemeenschap te besturen zou zijn en hij probeert zonder al te veel botheid zijn wijsheid over de akkers te laten vloeien. Ook in zijn persoonlijk leven is hij royaal met welgemeende adviezen zodat zijn vriendin Sonja af en toe in razernij vervalt. Zorgen over de relatie maakt hij zich niet : "Zelfs als ze verliefd zou worden op een ander, wat overigens in het licht van mijn aanwezigheid nauwelijks voorstelbaar is want wie gaat nou laven aan een modderpoel als je volledig kunt beschikken over een springfontein, zou dat geen consequenties hebben."
Net zoals op de school van Lodesteijn wil ook hier een directeur het systeem vervolmaken via een netwerk van voorschriften. Dit acht Allesandro verkeerd beleid. Een kleine mogelijkheid tot ontsnapping is de ziel van het gevangenisleven en hij corrigeert de directie -misvatting via een ongeautoriseerd gebruik van zijn cipier -sleutels. De superieure eenling kraakt het systeem.
Al lezend zou je soms wensen dat de uitgever kans had gezien de toon hier en daar te matigen, aan de andere kant is overdaad een stijlkenmerk van dit boek. Als running-gag-fanaat laat Schouten geen gelegenheid ongebruikt om een beschrijving nog even toe te spitsen: 'uitgeteld ligt een man met donkere krullen op zijn rug (nee, geen krullen op zijn rug)'. En hij zal wel de eerste Hollandse literaire schrijver zijn die de eeuwigheid negeert door zijn personages bij voorkeur te beschrijven in termen van sporthelden: 'Hij had veel weg van een duurdere uitvoering van Cor van der Hart', 'Een lijzige uitvoering van de o zo onbetrouwbare middenvoor Gert Müller ', 'een over het algemeen ontspannen broer van Joop Zoetmelk'.
Ik ging ervoor door de knieën, maar ik kan me voorstellen dat heel wat lezers daar meer moeite mee hebben. Allesandro Lopez heeft begrip voor die weerstand, maar 'via dat stadium volgt dan het inzicht dat Allesandro Lopez bewonderenswaardig vaak de spijker op zijn kop slaat en dat het bij wijze van spreken een vorm van genade moet zijn dat ik hun levenspad gekruist heb.'