Eelke de Jong - De Kunst van het Lassowerpen (1984)
(Recensie van Hans Vervoort, NRC Handelsblad (19-10-1984)
Eenaktertjes
Goed kunnen schrijven en merken dat je niets te melden hebt, dat lijkt mij het ergste wat een auteur kan overkomen. En het zal vaak genoeg gebeuren, want wat valt er - alles overziend - aan zinnigs mee te delen? Uit de nimmer aflatende stroom van nieuwe titels blijkt dat veel schrijvers met dat probleem wel raad weten, hetzij doot het te negeren hetzij door het juist als onderwerp te kiezen.
Eelke de Jong lijkt mij een voorbeeld van een uitstekend schrijver die grote moeite heeft om iets op papier te krijgen. Het is merkbaar aan zijn haperende produktie en ook aan zijn zwijgzaamheid die hij in zijn verhalen cultiveert.
Na een carrière als journalist in de opkloppende sector begon De Jong zo'n 15 jaar geleden aan een nieuw leven als schaapherder op de Veluwe. Deze herder schreef. Eerst minutieuze observaties van het leven op het land, later (De Jong woonde toen in Giethoorn) werd de stijl kaler, de gebeurtenissen raadselachtiger, de schrijver steeds minder geneigd om iets te veronderstellen over de motieven van zijn personages.
Meestal beperkte hij zich tot een perfecte en zeer beeldende beschrijving van gebeurtenissen, met een korte aanduiding van hun mogelijke samenhang. Soms leek het alsof de schrijver er nog wat aan toe wilde voegen, een uitleg, een gevoel, een eigen oordeel, maar vrijwel altijd kwam er dan toch een afleidend slotzinnetje uit: "Het was nog te vroeg om uit te spreken wat ik eigenlijk wilde zeggen." Of: "Nadenkend over deze gang van zaken keken we nog een poosje uit over de weg en de weilanden." Die aarzeling om betekenis te geven aan het verhaal maakt langzamerhand onderdeel uit van de schrijfstijl van Eelke de Jong en het is geen zwakte in zijn schrijverschap, het resultaat is vaak juist heel fascinerend. De paar bundels schetsen die in de 70-er jaren uitkwamen zijn in 1981 nog eens verzameld onder de titel Alleen op het land (uitg. Peter van der Velden).
Onlangs verscheen De kunst van het lassowerpen, 22 miniverhalen en twee wat langere, deskundig uitgewalst over 135 pagina's. Het landleven is verleden tijd, het gaat nu vooral over stadsmensen, de onmogelijkheid van kontakt, kleine en zeer eindige liefde, alledaagse problemen zoals leven en dood.
Veel van deze eenaktertjes spelen zich af in het middelbaar geworden incrowd-milieu dat Eelke de Jong kent, een feestje, een flirt, kennismaking en afscheid die bijna samenvallen. `Als ze je aankijkt' is daarin een hoogtepunt, een aflevering van 1001 moderne ontmoetingen, ditmaal over een gescheiden vrouw en een gebonden man:
"Ze verdeelt haar aandacht over het vrolijke gezelschap waarin we ons bevinden en kijkt me af en toe aan. Maar ik ben al jaren getrouwd en kijk de andere kant uit. De volgende morgen rijd ik naar haar flat. Ik bel aan en vraag of ik een kop koffie mag komen drinken.
Ze is bezig het wasgoed op te vouwen. Ik zit op een rotan bank, in een ongemakkelijke houding. We praten door elkaar heen.
Opeens zie ik mijzelf daar zitten en hoor mijzelf verklaringen afleggen, waarvan ik de draagwijdte niet bevat. Ik sta op en rijd terug naar huis."
Zo schrijft Eelke de Jong, koel (maar niet koud), doorzichtig, onopdringerig. Je hebt de bundel uit voordat je het weet en dan het sterke gevoel dat je veel gemist hebt.
Dat is waar en niet waar. Bij herlezing zie je beter hoe precies de Jong zijn woorden wikt. uitweidingen mijdt, gegevens doseert en de pointe toedient. Hij is vooral een meester in het weglaten, met het gevolg dat zijn verhalen bijna banaal van eenvoud zijn.
Bij de schetsen van het landleven werkte dat uitstekend, het vergrootte de raadselachtigheid van die onbekende wereld. Maar veel van de anekdotes over het stadsleven kunnen zo'n behandeling slecht verdragen, ze worden dan teruggebracht tot kale, stereotype gebeurtenissen. Perfect beschreven, herkenbaar, maar niet meer dan dat.
Hoe dat komt is moeilijk te becijferen. De randstedelijke relatieproblemen en midlife crisissen zijn natuurlijk overbekend en mogelijk heeft de Jong uit schrijfbehoefte anekdotes gekozen die eigenlijk geen verhaal waard zijn. Hoe dan ook, terwijl hij stylistish toch uitstekend in vorm is, maakte deze bundel op mij heel wat minder indruk dan de vorige. In verhalen over vrouw, kinderen en jeugdjaren van de hoofdpersoon laat Eelke de Jong zich wat meer gaan en dat zijn voor mij de beste gedeelten van dit boek.
Geheel buiten het stramien valt een bijna veertig pagina's tellend sprookje dat aan het slot is opgenomen. Het verhaalt over een zich vervelende jonge koningin die op avontuur gaat in haar koninklijke tuinen en de erotiek ontdekt, al kan zij dat gevoel niet goed plaatsen. Het is een mooi en dwaas verhaal waarin Eelke de Jong zich zichtbaar uitleeft, want in sprookjes gebeurt alles zonder uitleg en kunnen de karakters onuitgewerkt blijven.
De kunst van het lassowerpen is al met al een vreemde bundel, waarin een zeer goede schrijver hier en daar tegen zijn beperkingen aanloopt. Maar alleen al om de stijl zou men hem toch moeten lezen.