Harry Mulisch: Twee Vrouwen (1975)
Recensie van Hans Vervoort in Het Parool, 25-10-1975
Eredivisie-schrijver na vijfjaar terug met roman 'Twee vrouwen'
Mulisch: naar de topklasse
Wat kun je toch langs sommige schrijvers heen leven: het is zo lang geleden dat ik iets van Harry Mulisch las dat ik niet eens meer zou weten wat dat toen was. Sterker nog, ik had eigenlijk het gevoel dat hij aan verstopping leed en nooit meer wat publiceerde, behalve intellectuele exercities die mij toch boven de pet gaan. Uit de lijst met publikaties achterin zijn nieuwste boek kan ik afleiden dat die indruk vermoedelijk wel juist was. Mulisch publiceerde zijn laatste roman (De Verteller) in 1970 en de voorlaatste (Het Stenen Bruidsbed) in 1959. Met die ene tussentijdse roman als uitzondering ging hij na 1959 voornamelijk vreemd: poëzie, theater en vele, vele studies.
En dan nu eindelijk weer eens een roman, Twee Vrouwen.
Een duidelijker titel was niet denkbaar geweest, want het gaat inderdaad over twee vrouwen. Een helder en hecht geconstrueerd verhaal over de liefde tussen een 'Emanuelle'-achtig meisje (ze heet dan ook Sylvia, net als Kristel) en een wat oudere, gescheiden vrouw. Sylvia is even raadselachtig als glashelder, een meisje dat niet redeneert of uitlegt, maar in de gebeurtenissen koeltjes haar eigen spoor trekt. De ik-figuur van het boek is een erudiete vrouw die steeds probeert haar emoties te analyseren, rekening te houden met anderen, zo eerlijk mogelijk te leven.
Rond dat tweetal bouwt Mulisch een roman die vermoedelijk vrijwel iedere liefhebber van romans in één adem zal uitlezen: van verliefdheid naar liefde, naar wrevel, naar verwijdering, naar hereniging en tenslotte naar een tragische finale.
Géén literair experiment, maar een ouderwets-degelijk verhaal met een begin en een eind, verrassende wendingen (ik zal dan ook geen samenvatting geven) en flashbacks die geraffineerd in de constructie zijn opgenomen.
Dat Mulisch een uitstekend stilist is, mag bekend verondersteld worden. Zoiets verleer je niet, net zomin als fietsen en Twee Vrouwen is dan ook technisch perfect geschreven. Maar voor een roman van superieure kwaliteit is nodig - waar haal ik het vandaan - dat de schrijver de geest krijgt en zinnen maakt die méér zijn dan de verpakking van wat hij eigenlijk wil zeggen. Binnen de literatuur is Mulisch natuurlijk een van de zeer weinigen die dat niveau kan bereiken. Dat betekent dat hij (net als Ajax en Feyenoord) in een aparte beoordelingscategorie valt: een behoorlijk eredivisie-niveau wordt als gegeven geaccepteerd, de kritiek spitst zich toe op de vraag of de 'absolute topklasse' er bij een bepaalde wedstrijd is uitgekomen. In Twee Vrouwen is dat Mulisch hier en daar gelukt, voorzover ik het kan beoordelen, en dan vooral in het tweede deel van het boek.
In de eerste helft merk je soms dat de schrijver bezig is zichzelf de personages goed voor de geest te halen: de karakters worden keurig netjes opgebouwd, maar er zijn veel terugspeelballetjes, de schrijver durft het nog niet helemaal aan om echt van leer te trekken. Die onwennigheid en het gebrek aan zelfvertrouwen blijkt ook uit de neiging van Mulisch om zichzelf en de lezer steeds expliciet duidelijk te maken dat het gaat om een beschrijving van Unieke Dingen. De ene vrouw wordt niet zomaar verliefd op de andere, nee de geschiedenis staat stil en Petten (waar Sylvia vandaan komt) wordt zelfs tot navel van de wereld verklaard.
Pas als de roman een eind op gang is krijg je de indruk dat Mulisch bereid is te accepteren dat ook gewone mensen in gewone gebeurtenissen voor de lezer en de schrijver van belang kunnen zijn. Vanaf dat moment valt de overtreffende trap weg en neemt de kwaliteit toe.
Een ander bezwaar dat ik zou kunnen noemen ligt in de literaire beschrijving, die Mulisch niet altijd heeft kunnen of willen ontwijken: "de stad vouwde zich om mij heen".
Nou valt dat nog te billijken, maar wat moet ik met "de stenen cataract onder mijn voorband kwam geleidelijk overeind en verticaal moest ik daar tegenop fietsen"
(nog afgezien van het feit dat de fietser dan toch echt horizontaal bezig is).
Of: "wij maakten ons los van de kamer en van de dag en kapselden ons in en rolden ons als een amoebe door de eindeloze zee".
Gooi maar in mijn pet.dit astronautenproza.
Dergelijke stoppertjes, waarbij de literator de schrijver overwint, komen overigens maar zelden voor. Wat vaker en hinderlijker treedt de essayist Mulisch op, met een uitleg over allerlei natuurhistorische, cultuurhistorische, psychologische, sociologische fenomenen. Het gebeurt pijlsnel en op een interessante manier en wordt steeds zeer geloofwaardig opgehangen aan de denkwereld van de intellectuele ik-figuur. Maar het blijven stoppers in het verhaal.
Dit alles is natuurlijk zeurderige detailkritiek. Voor mij staat wel vast dat Mulisch met Twee Vrouwen een uitstekende roman heeft geschreven. Je kunt alleen maar hopen dat hij het voortaan weer wat regelmatiger zal gaan doen.