1header_hansvervoort.jpg - Margriet de Moor – Meneer en mevrouw God (2022)

Welkom op de website van Hans Vervoort

Margriet de Moor – Meneer en mevrouw God (2022)

 

Het best op dreef in verhalen die tegen het absurde aanleunen

 

In 2000 verscheen Margriet de Moor’s Verzamelde verhalen. Daarna schreef zij tien romans en nu publiceert de Bezige Bij van haar de verhalenbundel Meneer en mevrouw God. Toch nog nieuwe verhalen na de verzamelde? Vermoedelijk niet echt. ‘Deze uitgave bevat verhalen die niet eerder in boekvorm zijn verschenen’, meldt de uitgeverij. En als lezer merk je ook al snel dat de bundel enigszins een ratjetoe is van verhalen die ooit voor verschillende gelegenheden en publicaties geschreven zijn en nu bij elkaar gebundeld. Negatief hoeft dat overigens niet te zijn, want het komt de variatie wel ten goede.

De muzikale achtergrond van de schrijfster heeft twee mooie verhalen opgeleverd. In ‘Joseph Haydn sterft’ wordt de bejaarde componist op zijn sterfbed geabsorbeerd door zijn laatste gedachten en herinneringen, terwijl de kanonnen van Napoleon bulderen tijdens de verovering van Wenen. Hier, en ook in ‘Woferl’ (een verhaal over de doodzieke Mozart tijdens zijn bezoek aan Nederland als wonderkind) kan de lezer genieten van de lichtvoetige impressionistische stijl die de schrijfster in haar palet heeft: tastenderwijs met woorden een adequate beschrijving geven van wat er gebeurt.


Joodse bruidje aan het woord

Van die mooie stijl is ook te genieten in twee verhalen over schilders: De vrouw die Rembrandt met haar man portretteerde in het bekende schilderij ‘Het joodse bruidje’ komt aan het woord in ‘De rode jurk. En in het verhaal ‘Judith’ schrijft Margriet de Moor over Judith Leyster, de door haar bewonderde schilderes uit de 17e eeuw:

`Zeker, ze kijkt naar de ronding van haar wangen, de glim op haar neus, de vorm en kleur van haar lippen, het wit van haar tanden, het netjes naar achteren gekamde haar en terwijl ze kijkt en ook al heeft besloten daar vol goede moed bij te glimlachen, vol goed humeur, dus terwijl ze naar dat alles kijkt, denkt ze aan niets anders dan aan de pigmenten op haar palet en de penselen in haar hand’.

Op een heel andere, wat kwebbelende manier, zijn de stukken geschreven die spelen in Noordwijk, de stad van de Moor’s jeugd. ‘De tram kwam eraan, scheef hangend in de bocht van de Oude Zeestraat, en stopte met de deuren al open. Onze achterneef sprong regelrecht van de treeplank de zoute wind van de badplaats in. Zo, dat was niet mis, man, echt niet! Ons verre familielid was niet zo’n klein beetje gegroeid en erg breed in de schouders. Zijn haar droeg hij boven de oren opgeschoren – we besloten daar begrip voor te hebben – met nog een rest van de zwarte krullen daar hoog bovenop’. 


Absurdistische verhalen

De Noordwijk-verhalen ogen het meest als gelegenheids vertelsels en zijn de minste in de bundel. Het best is De Moor op dreef in de korte verhalen die tegen het absurde aanleunen. Zoals dat van de dorpsburgemeester die een zeventien meter lange afgedankte Mig-straaljager cadeau krijgt op z’n verjaardag. Of het slagersverhaal over de op hol geslagen koe. Het titelverhaal ‘Meneer en mevrouw God’ behoort ook tot die categorie: 

‘Laat op de avond toen het leeslampje uit was, sprak God tegen zijn vrouw: ‘’t bevalt me niet.’ Ze draaide zich op haar zij, legde haar hand op zijn buik, dacht: o nee hè, niet weer, en suste: ‘Ga nou maar slapen.’


Het allerbeste verhaal is ‘Ach! Hoe’, een met perfecte timing geschreven en dieptreurig eindigend verhaal over Harmke Louise, die alles mee heeft in het leven, totdat het noodlot toch toeslaat. Al met al een mooie bundel.


(Deze recensie verscheen op de website van Literair Nederland, 13 september 2022)