Rinus Spruit – De verlossing van Jacob Smallegange (2022)
Dit smaakt naar meer
De titel De verlossing van Jacob Smallegange was niet wat hij bedoelde, liet schrijver Rinus Spruit in een interview weten. Hij had het De verlossingen van Jacob Smallegange willen noemen, maar toen zijn uitgeverij het enkelvoud voorstelde had hij daarmee ingestemd. Om daar later toch wat spijt van te krijgen. Want de titel gaat over een vroedmeester en de al dan niet moeilijke verlossingen die hij doet. En dat zijn er heel wat meer dan één. Het akkoord gaan met zo’n wijziging typeert de bescheidenheid van Rinus Spruit die pas op zijn drieënzestigste, in 2009, debuteerde met de roman De rietdekker, over het leven van zijn vader.
De verlossing is inmiddels zijn vierde roman en de Zeeuwse schrijver blijft steeds dicht bij huis in zijn onderwerpen. Want ook deze roman speelt zich af in Zeeland, en de hoofdpersoon heeft veel kenmerken van de schrijver zelf. De gelijkenis gaat zo ver dat de hoofdpersoon ook een verhaal gaat schrijven, waardoor deze roman een verhaal-in-een-verhaal wordt.
Twee glazen wijn
Gerard Strobrand is een alleenstaande zestiger die leeft volgens een vaste regelmaat. Drie keer per week rijdt hij naar een wegrestaurant waar hij twee glazen wijn drinkt, met de rug tegen de vlammenwand, uitzicht op het parkeerterrein en een grasvlakte waar geregeld een ooievaar te zien is. Hij drinkt twee glazen wijn, verlangt sterk naar een derde, maar gaat toch altijd braaf weer terug naar huis zonder dat derde glas te bestellen. Dat uurtje in het wegrestaurant gebruikt hij om na te denken over zijn leven en plannen te maken om iets te schrijven. Dat laatste wordt een studie naar de wereld waarin zijn grootmoeder leefde. Zij was geboren in 1874 en 94 jaar oud geworden. Gerard had haar nog gekend toen ze – dementerend – door zijn vader in huis was gehaald en neergeplant in de voorkamer.
‘Haar geheugen had ze achtergelaten in haar oude huisje. Ze was blijmoedig, lachte veel en breide. Lezen deed ze graag, ze las steeds hetzelfde boek, want na één regel was ze de vorige alweer vergeten. (..) Bij grootmoeder was het altijd genoeglijk en gezellig. Grootmoeder had een hoge aaibaarheidsfactor. Maar je moest voorzichtig zijn, haar gerimpelde en doorleefde huid was breekbaar, want dunner dan papier.’
Als Gerard een artikel leest over de hoge zuigelingensterfte in de tijd die zijn grootmoeder had overleefd, komt bij hem het plan om een boek te schrijven over de dood die toen al dreigde bij de geboorte van zuigelingen, en in hun eerste levensmaanden. Hij koos voor een studie van het werk van de vroedmeesters die destijds de moeilijke bevallingen deden na een studie van vier jaar. Dit in tegenstelling tot de vroedvrouwen die na twee jaar studie de bevallingen deden waar geen problemen te verwachten vielen. Het waren zware tijden voor de vroedmeesters, die eigenlijk alleen een verlostang als hulpmiddel hadden, moesten werken in moeilijke omstandigheden, vaak met de zwangere vrouw in een alkoof met weinig licht en soms zelfs onder de deken. Ze moesten 24 uur per etmaal bereikbaar zijn. Veel vroedmeesters begonnen te drinken, wat hun werk niet ten goede kwam.
Vroedmeester van de goede soort
Na veel studie en het raadplegen van een aantal dagboekjournaals die de vroedmeesters bij hielden over hun werkzaamheden, besluit Gerard Stroband een verhaal te schrijven over het leven van Jacob Smallegange, een fictieve Zeeuwse vroedmeester van de goede soort. Jacob werkt hard, drinkt geen alcohol maar melk en slaagt er in veel geboorten goed te laten verlopen, mede dankzij de hulp van zijn vrouw die thuis fungeert als crisiscentrum. Hij heeft één zonde, hij merkt in de loop van de tijd dat hij zijn vrouw niet meer liefheeft, misschien nooit heeft liefgehad. Hij heeft haar nodig en ze doet geweldig werk, maar hij vindt haar niet aantrekkelijk. Dan wordt zij ziek en overlijdt. Pas dán beseft Jacob hoe belangrijk ze voor hem was en begint met terugwerkende kracht van haar te houden. Hij mist haar erg en begint zijn werk te verwaarlozen. Ook raakt hij aan de drank, en dan gebeurt er iets moois…
Als Gerard dit verhaal af heeft huurt hij een al wat oudere typiste in om zijn handschrift uit te typen. Hij dicteert haar de tekst en begint al doende gevoelens voor haar te krijgen.
‘Hij dacht aan zijn vader. Die had jaren geleden met lede ogen aangezien dat Gerard geen vrouw kon vinden. “Jongen, jongen,” had hij vaak wanhopig geroepen, “jongen, jongen, maak er toch werk van. Pak toch eens door!” Gerard voelde dat het nu zover gekomen was.’
Maar als hij dan eindelijk wil doorpakken stuit hij op een probleem…
Doeltreffend vertellersproza
Spruit is een verteller die zijn lezers bijna zonder dat ze het merken mee neemt in zijn wereld. Dat komt door de eenvoud van zijn schrijfstijl waarin geen woord te veel wordt gebruikt. Omdat dat ook niet nodig is. Groots en meeslepend leven is er niet bij in Spruit’s wereld. Het leven is wat het is en men probeert er het beste van te maken. De dagen verstrijken in een rustig ritme. Er wordt nagedacht, er wordt herinnerd, er worden voornemens gemaakt om het leven meer inhoud te geven. En die voornemens worden in kalm tempo uitgevoerd. Er is lichte weemoed om vervlogen tijden. Er is vooral ook eenzaamheid die zonder pathos wordt gedragen.
De onopvallende voortreffelijkheid van simpel maar doeltreffend vertellersproza zoals Spruit dat schrijft, is zeldzaam in de Nederlandse letteren. Het smaakt naar meer.
(Deze recensie verscheen op de website van Literair Nederland, 20 januari 2022)