Arto Paasilinna - De huilende molenaar (2021)
Paasilina's roman leest als een script van een tekenfilm
Arto Paasilinna (1942 – 2018) is een Finse schrijver wiens boeken in vele talen zijn vertaald. Hij schreef zo’n 40 romans waarin vaak iemand centraal staat die niet helemaal in de maatschappij past. Dat soort eenlingen wordt zonder pardon of begrip door de gemeenschap uitgestoten is de maatschappij-kritische boodschap die hij aan zijn lezers meegeeft, maar de precieze en vaak humoristische beschrijvingen van de wonderlijke avonturen van zijn protagonisten zorgen daarbij wel voor een pakkend verhaal. Dat geldt ook voor De huilende molenaar, een onlangs door de Wereldbibliotheek heruitgegeven vertaling van één van zijn romans.
In het Engels luidt de titel The howling millner en niet The crying millner en dat voorkomt het misverstand dat het hier om een snikkende persoon zou gaan. Helaas heeft het Nederlands – vermoedelijk omdat we weinig wolven kenden – nooit een woord bedacht voor het geluid dat wolven en honden bij volle maan maken. De huilende molenaar huilt namelijk niet, hij zet een keel op die doet denken aan wolvengehuil.
Huilen in de nacht
De boomlange en zwijgzame Gunnar Huttunen komt op een dag aanzetten in een klein Fins dorpje. Hij maakt de in verval geraakte molen in orde en gaat daar ook wonen. Eindelijk kunnen de boeren van het dorp hun graan weer dichtbij laten malen. Daar zijn ze hem heel dankbaar voor. Huttunen lijkt een geaccepteerd lid van deze kleine gemeenschap te worden, ook al omdat hij af en toe kinderen en volwassenen kan vermaken met het imiteren van dieren. Er is één obstakel: geregeld barst hij ’s avonds in luidkeels wolvengehuil uit. De dorpshonden huilen mee en vele dorpelingen worden zo van hun slaap beroofd. Meermalen belooft Huttunen beterschap, maar als dat niet lukt, begint de stemming zich tegen hem te keren. Het geluk dient zich aan als een mooie tuinbouwconsulente op haar fiets de molen bezoekt en hem aanraadt een moestuintje te beginnen. Hij raakt ter plekke verliefd op haar.
‘Nog diezelfde avond ploegde Huttunen zijn moestuin om en bij het invallen van de nacht reed hij er een vracht mest op uit. (…) Vroeg in de ochtend besproeide hij zijn stukje grond nog met water en toen pas ging hij slapen. Gelukzalig ging Huttunen liggen. Hij had nu een moestuintje helemaal voor zichzelf. Dat betekende dat het niet lang zou duren of de lieftallige tuinbouwconsulente zou weer bij hem langs komen.’
Naar het gekkenhuis
Helaas is hun snel opbloeiende liefde weinig tijd gegund. Huttunen heeft de neiging niets over zijn kant te laten gaan en als er naar zijn smaak wat te veel geklaagd wordt over zijn wolvengehuil reageert hij met acties die de dorpelingen tegen hem in het geweer brengen. Hij gooit vijf zakken graan van boer Vittavaara in de rivier als die bij hem langs komt om ze te laten malen, en en passant klaagt dat het gehuil hem vele nachten wakker heeft gehouden. En van kruidenier Tervola pakt hij na een woordenwisseling de weegschaal af en laat die in de waterput zakken. Geen wonder dat dorpsagent Portimo, die Huttunen eigenlijk wel sympathiek vindt, de opdracht krijgt hem naar het gekkenhuis te brengen, met de diagnose ‘manisch depressief’ die de dorpsdokter hem opgeplakt heeft. Huttunen probeert er het beste van te maken maar na enige tijd is het verblijf in het gekkenhuis niet meer te harden en ontsnapt hij met behulp van een andere bewoner, de zakenman Happola. Deze heeft zich als gek voorgedaan om tijdens de oorlog aan dienst in het leger te ontkomen. Happola heeft een sleutel waarmee hij elke nacht de poort uit kan wandelen om zijn zaken af te handelen en heeft Huttunen herkent als iemand die niet echt gek is, of alleen maar een klein beetje.
Huttunen schuilt een tijdlang in zijn molen en wordt daar betrapt door agent Portimo die hem aanraadt: ‘”Kunnari, zou je er niet gewoon verstandig aan doen om deze molen te verkopen en naar Amerika te gaan? Naar wat ik ervan gehoord heb, is gek zijn daar geen schande, daar lopen ze vrij rond.”’ Maar Huttunen spreekt geen Engels en besluit zich te verschuilen in de bossen bij het dorp. Daar vindt de romance met de tuinbouwconsulente voortgang: ze omarmen elkaar en hij streelt haar knie.
Hij gaat ervandoor
Verder mag hij niet gaan, want al vindt de tuinbouwconsulente hem lief, een kind krijgen van iemand die gek is, of in elk geval een béétje gek, dat durft ze niet aan. Al kan hij goed van het land leven, toch heeft Huttunen af en toe wel geld nodig. Als blijkt dat hij zijn spaargeld niet kan opnemen en zijn molen niet kan verkopen omdat hij ontoerekeningsvatbaar is verklaard slaat hij op tilt en besluit de dorpskerk in de fik te steken. Zodra er actie ondernomen moet worden is hij op zijn best en met toestemming van Jezus die het zelf altijd een lelijke kerk heeft gevonden, steekt hij het gebouw in brand.
Als de dorpelingen met emmers water komen aangerend moet hij snel weg: ‘Nu moest hij ervandoor; zo’n grote groep mensen kon hij niet aan, zelfs niet als hij met een wapen zwaaide. Huttunen ademde diep in en spurtte naar het voorportaal, sprong over de sissende brandhaard en daarvandaan in één ruk door naar de buitenlucht met het geweer op zijn rug en de handen voor zijn tranende ogen. De verbijsterde mensenmenigte maakte de weg vrij voor de molenaar. Al snel kon Huttunen weer zo goed zien dat hij het kerkhof over kon rennen. Hij denderde over de grafstenen, sprong over het hek achter de begraafplaats en verdween het bos in.’
Hoe het verhaal afloopt zal hier niet verklapt worden. Paasilinna’s roman leest als het script van een tekenfilm, waar mensen en dieren zich met hoge snelheid in zevenmijlslaarzen kunnen voortbewegen en harde klappen kunnen oplopen waar zij binnen een seconde weer van herstellen. Dankzij deze voortvarende schrijfstijl is De huilende molenaar een boeiend sprookje geworden waarin de personages tekenfilmtypen zijn waar je met een glimlach naar kijkt.
(Deze recensie verscheen eerder op de website van Literair Nederland, 3 september 2021)