Ralph Nader – De dwarsliggers (1973)
Dappere eenlingen
Een tijdje geleden heb ik The Super-lawyers gelezen, een uitvoerig gedocumenteerd overzicht dat Joseph Goulden bij elkaar schreef over in Washington opererende advocatenkantoren, die door industrieën gecharterd worden om hun belangen bij de regering te verdedigen. Dat gaat dan deels via allerlei onheilsvertragende manoeuvres (bezwaarschriften, het eindeloos ophouden van processen omdat men nog niet 'klaar' is, het op goed getimede momenten toedienen van nieuwe informatie aan commissies, zodat de besluitvorming weer opgeschoven wordt, enz.), deels ook via rechtstreekse beïnvloeding van bevriende regeringsfunctionarissen die niet zelden afkomstig zijn uit die bureaus of er na hun politieke loopbaan in terecht willen komen.
Een fascinerend maar moedeloos makend boek omdat je eruit kunt afleiden hoe dergelijke advocatenkantoren het voor zichzelf verantwoorden om dingen te doen waarvan ze weten dat ze schadelijk zijn voor het algemeen belang: industrieën hebben (net als gewone misdadigers) óók recht op een goede juridische vertegenwoordiging, als jurist mag je geen oordeel vellen maar stel je je gewoon in dienst van je cliënt. Ook als dat betekent dat je probeert om het verbod van een schadelijk produkt (waar je cliënt zijn winst uit haalt) te voorkomen, of zo lang mogelijk op te houden.
Eigenlijk valt er tegen het standpunt van die advocaten weinig in te brengen en dat is juist zo treurig. Het ellendige is dat een dergelijk standpunt ongetwijfeld óók geldt voor de werknemers binnen de industrieën. Stuk voor stuk zitten daar natuurlijk aardige goedwillende mensen die privé tegen milieuverontreiniging en het op de markt brengen van gevaarlijke produkten zijn, maar in werktijd de loyaliteit tegenover de firma centraal stellen. Naarmate men lager op de hiërarchische ladder zit kan men er minder aan doen en met meer recht zeggen, dat de verantwoordelijkheid voor deze smeerlapperij hogerop ligt. Naarmate men hoger geplaatst is kan men met meer recht zeggen dat men moet denken om het behoud van de werkgelegenheid van de lager geplaatsten. Ieders hoop is natuurlijk gevestigd op hulp van buitenaf: laat de overheid er godverju eens iets aan doen, maar het vervelende is natuurlijk dat de overheid ook weer voor een deel gemanipuleerd wordt door het bedrijfsleven, zoals in The Superlawyers duidelijk tot uitdrukking komt. Daarmee is dan de cirkel rond en verandert er weinig.
Aan de bel trekken
Er zijn gelukkig uitzonderingen op de regel en Ralph Nader heeft er een aantal van verzameld in zijn boek Whistle Blowing, dat nu in het Nederlands uitgekomen is onder de titel De Dwarsliggers.
Het bevat 10 case stories van mensen die het voor zichzelf niet konden verantwoorden om door te gaan met wat ze deden, en 'verraad' pleegden door aan de bel te trekken: Fitzgerald die verkwisting
bij de bestedingen van het Pentagon aan de kaak stelde (wat mij nou niet zo nuttig lijkt, maar alla), Gofman en Tamplin die waarschuwden tegen de gevaren van ongelukjes bij kernenergie-centrales,
Gregory die er als eenvoudig eindprodukt-controleur voor zorgde dat General Motor 2,4 miljoen Chevrolets moest terugnemen om een fout te herstellen, Verrett die de cyclamaten in opspraak bracht, Stigglitz en Matsuda die zich eveneens met auto's bezig hielden, Console die protesteerde tegen misleidende opschriften bij medicijnen, Pyle en Stein die onthulden dat het leger een kaartsysteem met inlichtingen over miljoenen Amerikanen bijhield, Pettis over misbruik van ont
wikkelingsgelden, werknemers van de Coltfabrieken over bedriegerijen bij de aflevering van wapens.
Het verhaal varieert weinig: het gaat steeds om de dappere eenling die zijn maatschappelijke positie op het spel zet (en niet zelden verliest) om de buitenwereld te attenderen op iets dat niet door de beugel kan.
Onderwerp en namen verschillen, maar de gebeurtenissen blijven ongeveer hetzelfde en dat maakt het boek eerlijk gezegd nogal eentonig, temeer omdat Nader weinig gedaan heeft om zijn hoofdpersonen tot leven te brengen: hun verhaal wordt verteld maar ze komen niet of nauwelijks aan het woord, laat staan hun tegenstanders. Een tweede bezwaar van het boek ligt in het feit dat het vaak gaat om dingen waarvan je zegt: tja, nuttig is het misschien wel, maar moet dat nu onze redding zijn?
Het zal mij persoonlijk een zorg zijn of het Pentagon geflest wordt en of de Coltfabrieken kromschietende geweren afleveren. Ook het hakken op de autoindustrie heeft iets halfslachtigs: het is natuurlijk wel van belang dat de klant waar voor z'n geld krijgt, maar is dat nu werkelijk het centrale probleem dat auto's op dit moment voor de maatschappij opleveren?
Kortom, ik heb wel bewondering voor die dappere dwarsliggers, maar de voorbeelden zouden wat gelukkiger gekozen kunnen zijn. Ralph Nader neemt zó'n strikt consumentenbond-achtig standpunt in dat het me niet verwonderd zou hebben als er ook een heldenverhaal in de bundel had gestaan over iemand die zijn carrière waagde om het publiek erop attent te maken dat Wrath, rattenkruid voor schoonmoeders, niet geheel aan de eisen voldoet en haar slechts blind maakt.
In het slothoofdstuk van het boek heeft bewerker Wouter van Dieren een aantal Nederlandse voorbeelden van dwarsliggers opgenomen en zijn keuze is duidelijk anders gericht dan die van Nader: Sietze Leeflang die door Hofland bij het Handelsblad weggeplaagd werd vanwege artikelen over Progil, Drs. Drinkwaard die vroegtijdig waarschuwde tegen de gevolgen van de afsluiting van de Oos-terschelde, Dr. Briejèr (directeur van de plantenziektekundige dienst in Wageningen) die het met zijn superieuren aan de stok kreeg vanwege publicaties over milieuproblemen, Dodewaard-inspecteur Van Waas die de Volkskrant informeerde en ontslagen werd, enz. Het is te hopen dat Van Dieren nog eens de kans krijgt om er een heel boek aan te wijden.
Deze recensie verscheen in Vrij Nederland (06-10-1973).