Djoeke Wolkers – Fragmenten (1974)
Geen nieuwe Wolkers
In 1972 (volgens de inleiding) of 1973 (volgens de achterflap) kreeg Djoeke Wolkers de aanmoedigingsprijs van de gemeente Apeldoorn en dat was aanleiding voor uitgever Strengholt om de bekroonde teksten van dit 18-jarige meisje uit te geven.
Vermoedelijk is hieraan niet vreemd dat Djoeke Wolkers een achternicht van Jan Wolkers schijnt te zijn, want daar wordt nogal op gehamerd in de begeleidende teksten.
Strengholt heeft het groots aangepakt. Het boek begint met een lange inleiding, geschreven door een volstrekte gek, W. Sanders genaamd. Ik pak maar even een stukje:
'Bijna even belangrijk als de angst, en er nauw mee verbonden, is het tweede thema: dat van de wezenlijke eenzaamheid van de mens. Geen mens kan de ander bereiken in zijn diepste bestaansnood, zelfs de liefdesroes houdt geen stand: 'De extase is gebroken. De 'jij' in mijn hoofd is een lichaam geworden, tastbaar, aangetast.' (Fragmenten). Alleen de herinnering blijft, maar niet als een verrijking, eerder als een bedreiging voor een 'vrij' bestaan. (Freedom tastes of reality). Ook een meer vergeestelijkte binding, zoals die tussen Sandra en Kitta in Waterdicht, kan de kloof tussen mens en mens niet overbruggen — iedereen is waterdicht. De conclusie neigt dan ook naar een weemoedige berusting: 'Waarschijnlijk bestaat liefde alleen als eenzaamheid in vermomming' (Het zout der zee). Heeft de schipbreuk van het menselijk contact ongetwijfeld haar innerlijke spanningen verhevigd (Uitbarsting in een leeg decor) even zeker heeft de religieuze crisis (het derde thema in haar werk: geloof en twijfel) Djoekes levenspatroon beïnvloed.'
En zo kan ik nog wél uren doorgaan. Na deze niet geringe gedachtenvloed van haar leraar Nederlands, krijgen we dan van de uitgever het complete jury-rapport, waarop mij een eervolle vermelding (nèt buiten de prijzen) met weemoed vervulde: 'Eervolle vermelding werd toegekend aan de onder het motto Sisiphus op de Parnassus ingezonden dichtbundel 'Orkest der Ziel', geïnspireerd door het leven en de muziek van Ludwig von Beethoven, een poëzie die zich onderscheidde door een opvallende beheersing van de compositie-techniek. Auteur: Andreas Glotzbach, 71 jaar.'
Maar ter zake. Over Djoeke Wolkers schrijft de jury (bestaande uit de heren Andreas Burnier, C. J. E. Dinaux en Marcel Weyers als volgt: '75e eerste prijs werd toegekend op grond van een in elk der drie prozastukken volgehouden gedreven verteltrant, die overtuigend bleek te zijn voortgekomen uit een innerlijke spanning en authentieke visie en de indruk naliet van een 'creatieve explosie'; voorts vanwege de oorspronkelijke vormgeving die zowel in de proza- als poëzie-passages door een suggestief vermogen tot associatie blijk geeft van een onmiskenbaar schrijftalent.'
Na het jury-rapport volgen nog twee pagina's onder de kop 'Waardevolle woorden van C.J.E. Dinaux - Gemeentelijke prijzen aan schrijvers uitgereikt', waar ik lang op heb zitten staren voordat ik begreep dat het hier vermoedelijk om een overdruk gaat uit de Oprechte Apeldoornse Koerier. En dan ben ik op pagina 19 aangeland en komt eindelijk de schrijfster aan het woord. En wat lees ik?
'Kamer. Deurknop afgebroken. Via de luidspreker worden bevelen doorgegeven. Sta op. Twee passen naar links. Kastdeur openen. Sigaretten, lucifers. Terug. Liggen. Vlam ... uit. Rook. (en verder?)'
Verder is het ongeveer net zo. Ik noem nog maar een fragment:
'Ik ben een vliegtuig. Jij een obstakel. Mijn ingewanden springen. Het vliegtuig stort neer. Overal bloed en vuur. God, de enige passagier die alles overleeft, wringt zich uit mijn buik; Hij is niet te verteren.'
Het lezen van dit boek is een pijnlijke ervaring. Inderdaad, de gedrevenheid en innerlijke spanning zijn duidelijk merkbaar (inleider Sanders meldt: een langdurige inzinking in de zesde klas verhinderde haar in 1972 eindexamen te doen), maar daarnaast tref je de pathetiek, ongeïnformeerdheid, gebrek aan humor en geringe vormvastheid aan, die nu eenmaal hoort bij het 'Jonge schrijven'. Iedereen die poëzie of proza schrijft heeft in een oud mapje nog wel schoolkranten, literaire blaadjes of ongepubliceerde stukken liggen, waaraan hij niet graag herinnerd wil worden, al zijn ze hem dierbaar. Ook Jan Wolkers schreef in 1959 in het blad Hoos een verhaal (De Ontmaskering) waarin zinnen voorkomen die hij nu niet zonder rillen zou kunnen herlezen. Zijn achternicht heeft de pech in Apeldoorn te wonen, waar ze een literaire aanmoedigingsprijs hebben, die kennelijk nogal gauw tot een uitgave in boekvorm leidt, vooral als de winnaar Wolkers heet.
Ik hoop van harte dat Djoeke de kritieken overleeft.
Deze recensie verscheen eerder in Vrij Nederland (18-05-1974).