1header_hansvervoort.jpg - Arnold Zweig – De Vriendt keert terug (2020)

Welkom op de website van Hans Vervoort

Arnold Zweig – De Vriendt keert terug (2020)

 

De dood van een bekend politicus in Palestina

 

De laatste keer dat het er even op leek dat Israël en de Palestijnen elkaar zouden kunnen vinden in een twee-statenoplossing was op 13 september 1993 toen Yasser Arafat en Yitzhak Rabin elkaar onder de ogen van president Clinton de hand schudden. Daarna ging alles weer mis, zoals het vanaf het begin van de eeuw al mis was gegaan. Over dat begin gaat de uit 1932 daterende en in een voortreffelijke nieuwe vertaling opnieuw uitgebrachte roman De Vriendt keert terug van de Duits-joodse schrijver Arnold Zweig.


Een vat vol tegenstellingen

Na de eerste wereldoorlog werd het gebied Palestina onder Brits mandaat gebracht. De Britten hadden al in 1917 onder invloed van de zionistische beweging de Balfour-declaratie afgekondigd die joden een nationaal tehuis in Palestina beloofde. Dankzij deze belofte kwam een stroom van joodse emigranten op gang, weg van de pogroms en de jodenhaat. Maar Palestina was geen leeg land, er woonden Arabieren en ook een kleine groep Christenen. De joden die uit alle windstreken arriveerden, waren allerminst een eenheid. Ze verschilden van cultuur, afhankelijk van het land waar ze vandaan kwamen. Ze verschilden in de mate waarin ze de Joodse religie aanhingen en ook in het doel dat ze nastreefden: er waren zionisten die een eigen staat Israël wilden en anderen die een land wilden met plaats voor zowel joden als Arabieren. En zo werd Palestina al snel een vat vol tegenstellingen, joden tegen joden, joden tegen Arabieren, Arabieren tegen joden, waarbij de Engelse bewindvoerder probeerde zich zo min mogelijk te committeren aan welke subgroep dan ook: iedereen moest maar een plaats zien te vinden onder de koepel van hun mandaat.


Wie vermoordde De Vriendt?

Arnold Zweig (1887 – 1968) bezocht voor deze roman in 1932 Palestina en maakte kennis met de vele groeperingen die elkaar daar het leven zuur maakten. Om die wirwar te beschrijven koos hij als centrale figuur de Nederlandse dichter, jurist en Thora-geleerde De Vriendt, die in de roman met twee pistoolschoten in Jeruzalem wordt gedood. Hij is als zionist naar Israel gekomen, maar veranderde daar van standpunt: als diepgelovige jood vond hij de zionisten te makkelijk omspringen met de joodse religie en ook te afwijzend tegenover samenleven met Arabieren. De Vriendt is een bekende politicus met vijanden en vrienden en zijn dood zorgt – na beschuldigingen over en weer – voor ernstige onlusten waarbij zowel aan Arabische als aan joodse kant veel doden vallen.

Het is in deze roman aan de Brit Lolard B. Irmin, chef van de geheime dienst, om uit te zoeken wie de moord gepleegd heeft en waarom. De Vriendt was een getourmenteerde ziel die zijn liefde voor een Arabische jongen zag als in strijd met zijn geloof, maar er toch voor bezweek. Irmin’s eerste verdenking valt dan ook op de familie van de jongen die de relatie als ongewenst kon zien, maar uiteindelijk blijkt De Vriendt vermoord te zijn door een zionist die hem ziet als een verrader. Hij behoort tot de jonge, naïeve idealisten die in die tijd vanuit Oost-Europa naar Israel komen:

‘Zij zullen de pioniers van het land zijn, het al werkend opbouwen; op hen rusten de grondvesten van het nieuwe Palestina. Eigenlijk zijn ze geschoolde landarbeiders. Maar net als tienduizenden voor hen zullen ook zij malariamoerassen dempen, in de gloeiende zon wegen asfalteren, met ontblote armen stenen verbrijzelen, tijdens regenbuien in tenten slapen – en zielsgelukkig zijn. Ze hebben allemaal ginds, in het oude Europa, al Hebreeuws geleerd en zijn vastbesloten hier geen andere taal te gebruiken. Wat er vroeger was is verbrand en de as verwaaid; alleen wat voor hen ligt telt.’ 


Jacob Israël de Haan

Arnold Zweig heeft de romanfiguur De Vriendt losjes gebaseerd op de Nederlander Jacob Israël de Haan, die  in 1924 in Jeruzalem werd vermoord (naar later bleek in opdracht van de zionitische beweging), nadat ook in zijn geval eerst vermoed werd dat hij gestraft was voor zijn verhouding met een Arabische jongen.
Zweig is een groot verteller die er goed in slaagt om de complexe situatie in het Jeruzalem van die tijd voor de lezer zichtbaar te maken en sympathie op te wekken voor alle partijen die in het land hun toekomst wilden realiseren en daar altijd meer ruimte voor nodig hadden dan de anderen konden en wilden geven. Van de personages komt die van de Brit Irmin het meest uit de verf, als de alles begrijpende en ter wille van de lieve vrede voortdurend compromissen zoekende vertegenwoordiger van de Britse mandaathouder. 

Het verhalend proza van Zweig is een genot om te lezen, zijn royale volzinnen hebben een kalme cadans en eindigen pas als alles wat ze willen zeggen ook zorgvuldig is uitgesproken. Het mooist komt dat tot uitdrukking in zijn beschrijving van landschappen en stadsgezichten: 

‘Als de lucht zwaar van vochtige hitte drukt op Haifa, de havenstad aan zee, waait er boven op de Karmel tussen half volgroeide dennen vaak een verkwikkende wind. Dan ligt de stad als in een ketel te smoren; haar smetteloze veelgeroemde baai omarmt de viooltjesblauwe zee met de gespreide armen van een witte reuzin; maar de steil oprijzende berg achter haar houdt de frisse bries tegen en maakt de mensen prikkelbaar, waardoor ze bij het minste of geringste in woede uitbarsten.’


Het nawoord van Zweig bij de Nederlandse vertaling uit 1933 en een essay van Julia Bernhard over de ontstaansgeschiedenis van de roman maken de herdruk van deze indrukwekkende roman compleet.


(Deze recensie verscheen eerder op de website van Literair Nederland, 2 januari 2021)