1header_hansvervoort.jpg - Hannes Meinkema – De Maaneter (1974)

Welkom op de website van Hans Vervoort

Hannes Meinkema – De Maaneter (1974)

 

Je waait van de weg weg, je valt met je netje


Ik kende boeken in de 'ik-vorm' en in de 'hij/zij-vorm'. Ook de majesteitelijke 'wij-vorm' is me niet onbekend. Maar voor het eerst van mijn leven kreeg ik een boek onder ogen dat in de 'je-vorm' geschreven is: ''Je moet voorlopig maar niet bij mij langskomen', zegt ze. Gedwee stem je toe. Je herinnert je nu dat je ze gisteren op Wijnands feest samen hebt zien lachen.'

Je is hier hetzelfde als ik, maar dan een ik die enigszins van de schrijver vandaan is geschoven in de richting van de lezer. Het is een curieuze, literair bijna onbruikbare vorm die grote technische moeilijkheden oplevert. Hannes Meinkema is erin geslaagd om het 144 pagina's lang overtuigend vol te houden en dat is een volstrekt raadsel, want Hannes is bepaald geen stylistische krachtpatser en de je-figuur is nog een vrouw ook:

'Altijd was dit het grote raadsel aan Riemer: zijn onbegrijpelijk verschil. Je schrok iedere keer als je hem zag: touwkleurig schouderlang haar, te dun onderaan, en overal baard, warrig en ongelijk. Slechte huid ook. Altijd wel iets kapot of gevlekt wat hij aanhad, je wou voortdurend wassen en verstellen. Jouw minnaar? Maar erger nog: je wist eigenlijk niet wat je tegen hem moest zeggen. Hij kwam. Jelle gaat weg, zoals afgesproken en je weet het niet, je ziet hem zitten op de bank, hoe kan je deze situatie ooit gewild hebben, wat moet je in godsnaam de hele avond doen? Wat moet je zeggen? (...) Daar zit je dan, hulpeloos gevangen met iemand die pas morgen weer weg zal gaan, en je hebt de moed niet het hem te zeggen. Was Jelle er maar, je kunt niets verzinnen, niets doen, je wéét niets. Maar hij glimlacht en je voelt het trekken tussen je benen. Riemer is bloedmooi. Je kruipt bij hem, en alles wordt anders. Niet animaal, maar uiterst persoonlijk en diep. Je kunt niet dicht genoeg bij hem zijn. En als dat gevoel er eenmaal is, gaat 't niet meer over. De nacht wordt wonderlijk vol mogelijkheden. Telkens opnieuw. Vier keer minstens. En later weer. En 'smorgens weer. Bij niemand kun je zo klaarkomen. Alle pijn is weg. Riemer snikt je naam. Deze onthulling, alles past in elkaar. Je raakt weg.'


Stylistisch een gruwel, maar op de een of andere manier werkt het, vooral als het pagina na pagina wordt volgehouden. Vrijwel iedereen is gewend om in zijn privé-leven met 'je' te worden aangesproken en als een schrijver zijn ik-figuur 'je' gaat noemen dan heeft dat een grote zuigkracht. Voordat je het weet zit je in de gedachtenwereld van een jonge academica die gevoelig is, intelligent en modern van opvattingen. Ze is op zoek naar zichzelf en dat dan via anderen. Zo mag ik het wel stellen. Ze tilt zwaar aan eerlijkheid ten opzichte van zichzelf, ten opzichte van vrienden, ten opzichte van vriendinnen en ten opzichte van Jelle, haar echtgenoot. En dat veroorzaakt een vreselijk getob, want er kan eigenlijk geen stap gedaan worden, zonder dat in alle diepte de consequenties van die stap bekeken worden en dan vanuit allerlei gezichtspunten: het gezichtspunt van het eigen ik èn dan natuurlijk ook het gezichtspunt van de ander.

Als eenvoudig lezer word je er draaierig van. Mag je wel naar bed met de vriend van Jelle? Is het geoorloofd, of althans begrijpelijk dat Wijnand je met geweld neemt? Mag Jelle met Nita, je vriendin? En mag Nita met Riemer, je minnaar? Natuurlijk, in principe mag alles, als het maar zuiver is en niemand leed doet in zijn Ik-zijn.

En nu beperk ik me alleen nog maar tot de sex-problemen, die natuurlijk helemaal geen sex-problemen zijn in dit boek, maar meer Interactie-problemen. Alles wordt met begrip benaderd en uiterst gevoelvol, uiterst integer, uiterst verstandig uiteengerafeld, en als meelevende lezer is het af en toe een opluchting wanneer Jelle je met het liefdevolle 'kikkertje' aanspreekt. Een aangenaam soelaas voor iemand die een kruising is van Renate Rubinstein, Tessel Pollmann en Herma Vergouwe, wat via enige tussenpersonen, de Wet van Mendel en een grote hoeveelheid geduld ongetwijfeld te regelen zou zijn. Aan te raden is het echter niet, want langzaam maar zeker wordt de hoofdpersoon ziek en moe van het denkwerk, en zelfmoordgedachten (in de vorm van de lokkende Maaneter) komen steeds sterker naar voren.
De kracht van dit verhaal schuilt in het feit dat je na 144 pagina's rustig en gewetensvol en zonder wrok, tezamen met de hoofdfiguur het raam uitstapt. Niet leuk? Sinds wanneer is literatuur leuk?

Deze recensie verscheen eerder in Vrij Nederland (23-11-1974).