1header_hansvervoort.jpg - José Rentes de Carvalho – Waar die andere God woont (1972)

Welkom op de website van Hans Vervoort

José Rentes de Carvalho – Waar die andere God woont (1972)

 

Nederland, de beuk erin!


Titel, omslag en auteursnaam deden denken aan één van die zenuwslopende literaire zuidelijke werken (vol zwarte omslagdoeken, brandend zand, eerroof en familie-tucht) die in het Nederlands vertaald zijn omdat er een Nobel-prijs aan vastzit. Maar het bleek gelukkig te gaan om de reacties van een Portugees journalist en auteur, nu medewerker aan de Universiteit van Amsterdam, op zijn 16-jarig verblijf in ons land. Rentes de Carvalho houdt van Nederland en hij doet dat op goed vaderlandse wijze, namelijk door er op te kankeren, overigens zonder bitterheid en duidelijk voor zijn plezier.

Zijn zuidelijke hoffelijkheid toont hij door in elk hoofdstuk eerst een compliment te geven of zich te verontschuldigen, voordat de beuk erin gaat.
Achtereenvolgens sneuvelen onze goede bedoelingen bij ontwikkelingshulp, onze veronderstelde gastvrijheid bij het opnemen van buitenlanders, onze kookkunst, ons religieus beleven, onze moderne jeugd, onze seksuele vrijheid, onze literatuur, de objectiviteit van onze pers, ons verondersteld individualisme en nog veel meer.
Een erg leerzaam boek dus en dat kan ik het best illustreren met een paar citaten.

Over een Nederlandse hospita:

'Ze liet me beloven dat ik niet zou bakken en braden; ze stelde me op rantsoen wat betreft pijproken, want van de rook werden de gordijnen geel en dat kostte weer extra geld voor de stomerij; ze vroeg me dringend geen geluid te maken op de gang, niet laat thuis te komen, vroeg op te staan. Vriendelijk, beleefd, wist ze een voor een de argumenten te vinden waarvoor ik gevoelig was tot het haar bijna lukte te bereiken wat de droom en het ideaal van elke hospita moet zijn: de kamerhuurder die nooit thuis is.'

Over de hollandse keuken:

'De ingrediënten zijn bij voorkeur smaakloos en reukloos; wat toebereiding betreft gaat men niet verder dan zout en een vleugje peper; de gerechten worden zonder fantasie en bijna met minachting bereid.'

Over gezelligheid:

'Wie opstaat doet dat met het vaste voornemen naar de wc te gaan, want opstaan zonder dat oogmerk roept onmiddellijk de vraag op: 'Ga je weg?' Blijven staan is 'ongezellig'.'

Over vergaderen:

'Een béétje vergadering duurt minstens twee uur, en een Nederlander van enige importantie heeft er altijd wel een paar per dag, tijdens welke hij een gelijk aantal koppen slappe koffie tot zich neemt. Vaak vinden deze bijeenkomsten plaats op vaste avonden en vaste tijden, en een Fransman die ik heb gekend was de stellige mening toegedaan dat deze nauwgezet als dekmantel diende voor nachtelijke avonturen, geheime uitspattingen. Want, zei hij, het is niet te bevatten dat deze mensen zo zouden zijn! Maar ze zijn zo.'

Over onze middelmatigheidstendens:

'Op het televisiescherm, in vergaderingen, bij interviews zien we dat zij die fortuinen manipuleren, die het lot van mensen bepalen, zij die werkelijk aan de touwtjes trekken, één allesoverheersende obsessie hebben: van de daken roepen dat ze ook maar gewone mensen zijn, dat ze gewone mensen willen zijn.'

Rentes de Carvalho is overigens lang niet altijd negatief (over onze vrijheid van meningsuiting en over onze scholen is hij bepaald enthousiast), maar zijn complimenten zijn vaak nog dodelijker dan zijn kritiek, omdat ze er allemaal op neerkomen dat we met onze mierenvlijt toch maar gezorgd hebben voor een perfect georganiseerd landje waar eigenlijk niemand zich een buil kan vallen. Kortom, het toppunt van saaiheid, met mensen van wie hij zich voortdurend verbaasd afvraagt hoe, waar en wanneer zij eigenlijk genieten van dit zo moeizaam opgebouwd aardse paradijs:

'Met zijn lange stilten, zijn plotselinge luidruchtige vrolijke buien zijn onverzadigbare nieuwsgierigheid, zijn zendingsdrift, zijn opvatting van humor, zijn fotoverzameling van Europese uniformen die hij op z'n achtste jaar is begonnen en nog steeds bijhoudt, zijn afschuwelijke verlegenheid op sommige momenten en zijn bruuske, om niet te zeggen onbehouwen manier van doen op andere momenten — deze oom Bertus voor mij een raadsel en de angstige gedachte die me ooit eens heeft besprongen keert terug als ik hem zie en spreek: één van ons tweeën is niet goed bij zijn hoofd.'

Rentes de Carvalho's pretenties zijn gering, hij wil alleen rapporteren wat hem persoonlijk bevallen is en wat hem irriteert in Nederland en de Nederlander. Het boekje doet me dan ook sterk denken aan wat Willem Walraven vanuit Indonesië schreef over zijn geliefde en gehate Dirkland: je weet nooit wat je het best leert kennen, de eigenaardigheden van de schrijver of die van het land dat hij beschrijft.
Bij Rentes de Carvalho vraag je je soms af of hij niet al te sterk de neiging heeft om internationale tendenzen (bijvoorbee de houding tegenover Portugal) als typisch Nederlands te beschouwen terwijl hij ook in zijn beschrijving van een alternatieve jongere een algemeen generatie-conflict naar mijn smaak wat al te veel op Nederland betrekt. Dat doet niets af aan het feit dat hij een erg interessant boek heeft geschreven. Zelfs als hij in alles gelijk zou hebben, kunnen we er één troost uit putten: zolang we nog af toe aanleiding zijn voor een leesbaar boekje zoals dit, hebben we bestaansrecht.

 

Deze recensie verscheen eerder in Vrij Nederland (18-11-1972).