1header_hansvervoort.jpg - Philip Roth - Laat maar gaan (1972)

Welkom op de website van Hans Vervoort

Philip Roth - Laat maar gaan (1972)

 

Laat Philip Roth maar gaan


Een enthousiaste boekrecensie geeft mij meestal een spontane weerzin tegen het boek.
Onze taal leent zich niet voor loftuitingen en de recensent is vaak te ijverig met zijn dieptepsychologische interpretaties van wat uiteindelijk niet meer is dan een paar ons papier. In de afgelopen jaren heeft niemand mij dan ook zoveel geld bespaard als ome Rein Bloem, maar nu zit ik zelf voor het blok.
Het gaat om een bakbeest van een boek, het in 1961 door Philip Roth geschreven Letting go, door Jean Schalekamp onovertrefbaar vertaald in Laat maar gaan. Het bevat 666 pagina's (de laatste niet genummerd, maar dat is een kleinigheid die de lezer makkelijk zelf kan herstellen) superieur geouwehoer over Gabe Wallach, een jonge academicus en leraar, die alles mee heeft om gelukkig te worden: intelligentie, een goed uiterlijk, een redelijke erfenis en een gevoelig zieleleven.
Geluk is eigenlijk niet eens zijn doel, je krijgt de indruk dat hij met tevredenheid ook al ruimschoots genoegen zou nemen. Hij probeert die staat te bereiken door zo rustig en onopvallend mogelijk door het leven te gaan en het iedereen naar de zin te maken, als ze in godsnaam maar niet van hem vragen dat hij een blijvende binding met hen aangaat. Dat stuk egoïsme bezorgt hem helaas zóveel schuldgevoel dat hij extra vriendelijke dingen gaat doen, waardoor vanzelf toch de bindingen gaan ontstaan die hij zo vreest.

Dat is bijvoorbeeld het geval in de relatie met zijn vader, een rijke tandarts die na het overlijden van zijn vrouw probeert om de banden met zijn zoon aan te halen. Uit liefde en mededogen gaat Gabe een heel eind mee, waardoor het des te pijnlijker wordt als hij op een gegeven moment wil ontvluchten om niet geheel opgeslokt te worden. Een citaat:


'Wij twee Wallachmannen, mijn vader en ik, stonden op onze plaatsen op de tennisbaan en sloegen elkaar met matte, lusteloze slagen de bal toe. Elk van ons had al meer dan een uur lang zijn best gedaan zijn tegenstander met nog niet zóveel centimeter in ongelegenheid te brengen (...). En toen, op dit moment, door een heel voorzichtige slag van mijn vader de bal tot op een meter links van me afweek, kwam er geen eind aan zijn verontschuldigingen. Hij wilde niet zien dat ik me verplaatste — een meter naar links en de volgende keer zou ik al buiten de tennisbaan zijn, buiten de club, voor altijd weg van New York. De rest van de middag mikte hij tot op de millimeter nauwkeurig; het enige wat ik nog hoefde te doen was mijn ogen sluiten en mijn racket naar voren brengen en daar raakte ik de bal al. Zie je wel hoe makkelijk het leven in New York is? (...)

'O-ho', riep mijn vader toen ik uit verveling de bal een kleine draaiende beweging gaf. 'O-ho, schalkje, schalkje. En met zoiets zit ik nou opgescheept? Wat doe je toch, je Oedipus-complex botvieren?' Daarna gaf ik de bal lusteloos terug, een simpele makkelijke terugslag. 'En wat nu____ geef je het op? Laat je je door een oude man op je kop zitten? O-ho wat een sukkel, Charlie', riep hij naar de handdoeken-en-zeephelper die net langs de zijkant van de baan liep. 'Je reinste sukkel waar ik vandaag tegen speel'.

'Hoe staat het ermee, dokter?', vroeg Charlie. 'Wat is die groot geworden'. 'Ach, hij is nog een schooljongen', riep mijn vader. 'Nog niet droog achter zijn oren', voegde hij eraan toe, zodat Charlie lachte en ik me ertoe liet verleiden mijn Oedipuscomplex een beetje lucht te geven en keihard een gemene bal voorbij zijn backhand sloeg. Charlie liep verder, handdoeken tellend; mijn vader werd een beetje stil en ik had het gebruikelijke kinderlijke berouw.'

 

Op soortgelijke onwillige wijze komt Gabe af en toe terecht in het jonge moeizame huwelijk van Paul en Libby Herz en min of meer permanent in het bed van de gescheiden Martha Reganhart. En als hij dan ten slotte over zijn weerzin heen stapt en een echte daad wil stellen ten behoeve van anderen, zich echt met hun situatie wil bemoeien, dan loopt het allemaal in sneltreinvaart mis en vlucht hij naar Europa om tot rust te komen.

Wat ik hier opschrijf is natuurlijk niet meer dan de magere en sombere essentie van het verhaal. De werkelijkheid is veel aantrekkelijker want Philip Roth trekt zich van samenvattingen weinig aan en vult het verhaal met allerlei tragikomische situaties en personen die misschien met de essentie weinig te maken hebben, maar die je niet graag zou willen missen, omdat je zelden kans hebt zóveel mensen zo royaal beschreven te zien.

Deze recensie verscheen eerder in Vrij Nederland, 13 januari 1973.