Coco Schrijber – Ola en de dingen (2020)
Verhaal van woede in een impulsief bestaan
Wat moet je als lezer in het hoofd van een onhandelbaar kind? Dat is de vraag die Coco Schrijber’s tweede roman Ola en de dingen oproept wanneer je een pagina of veertig onderweg bent en, net als Ola zelf, behoorlijk in de war bent geraakt.
Ola is een pubermeisje dat opgroeit in een rustig gezin met een vader die fotograaf is maar ook wel filmt, een moeder die neurowetenschapper is en een broertje dat zij graag plaagt en die dan boos wordt. Als vader plotseling sterft verandert er iets fundamenteels in haar leven. Als daarna ook moeder ziek wordt en haar vraagt euthanasie te plegen begint de psychotische trip die haar leven daarna wordt.
Dood door stenen schildpad
De euthanasie mislukt en Ola ontkomt er niet aan haar moeder uit haar lijden te verlossen: ‘Ik pak de fruitschaal die op de grond staat voor als ze moet overgeven, een stenen schildpad die nu op zijn rug ligt. Met een kracht die ik later nooit meer heb gevoeld, sla ik mijn moeder dood’. Deze laatste zin verraadt een stilistisch probleem in de weergave van Ola’s gedachtegang die in de tegenwoordige tijd is geschreven. De Ola in wiens hoofd we zitten en die we op de voet volgen kán nog niet weten dat ze op ditzelfde moment een kracht gebruikt die ze later nooit meer zal voelen. Ook in de rest van de roman treedt dit probleem op, vooral als Ola’s gedachtegang meningen vertolkt over de wereld en de mensheid die men pas na lange ervaring kan krijgen en die niet bij een puber passen. Maar wie daarover valt is een kniesoor. In elk geval in Ola’s gedachtewereld die sterk lijkt op een LSD-trip waarin niets te gek is.
Onbeheersbare woede
Nadat zij haar moeder heeft doodgeslagen knijpt zij in een aanval van pure affectie haar broertje Noah dood en gaat dan – het gezin bestaat immers niet meer – op pad, de wereld in met niet veel meer dan de zilveren ‘autofocussuperCanoneenschatinjehand-camera’ van haar vader. De wereld bestaat uit slechtheid, weet ze. En dat is precies wat Ola wil, slechte dingen doen. Onderweg in stad, bos en veld wordt ze soms lastig gevallen door een man die iets van haar wil wat zij niet wil. Een enkele keer wil zij iets van een man die dat niet wil. En in alle gevallen levert dat geweld op. Het is een impulsief bestaan met vooral woede als bron van actie.
‘Hoe het altijd gebeurt weet ik niet. Ergens in me begint iets te prikken, steeds vinniger, een vuurtje wordt gestookt, opgepookt in mijn ingewanden, aanhechtingen worden doorgesneden, losgesneden. Ongeveer zoals mijn fantasie soms op hol slaat, zo golft mijn woede naar buiten als een kolkende modderstroom uit de bergen.’
Van kwaad tot erger
Een enkele keer ontmoet zij een andere straatbewoner waar zij mee optrekt. Zoals de Liberiaanse oud-kindsoldaat Chidi die op stations mannen aftrekt en ze dan chanteert met het plaatsen van Ola’s camera-opnamen op youtube als dreiging. Maar ook die relatie loopt spaak als ze met het verdiende geld schoenen willen kopen.
‘De verkoper verspert ons de doorgang: “Ik wist het wel. Ordinaire diefjes.” Die toon, die druipende minachting. In mijn zwarte drift haal ik uit met mijn zakmes, iemand gilt. Ik zie in mijn ooghoek Chidi ervandoor gaan, de verkoper weert me af met zijn hand, waarom, ik doe niks, maar dan doe ik het toch. Ik steek mijn zakmes er dwars doorheen. Druppels sprietsen op mijn jasje. Godver. Alles beweegt ineens heel traag, ik hoor de verkoper krijsen maar ook weer niet, bijna kan ik horen hoe mijn mes door zijn vlees gaat als ik terugtrek. Dat geluid. Zuigend.’ Chidi ziet zij niet meer terug.
Nachtmerrie met uitgesteld einde
Coco Schrijber is naast schrijver ook filmmaker en dat is aan de stijl van deze roman af te lezen. En aan de onbedwingbare behoefte van Ola om alles te filmen met de camera die haar vader haar heeft nagelaten. Na Chidi en de vele gebeurtenissen die de politie zou omschrijven als ‘incidenten’ ontmoet zij in een woud een al wat oudere stroper, een Servische ex-soldaat, die haar tweede tijdelijke vriend wordt. Met hem zet ze de nachtmerrie voort die haar leven is. De lezer begrijpt dat Ola eigenlijk al die tijd op de vlucht is voor iets wat ze heeft gedaan en vermoedelijk haar overleden vader betreft. De man van wie zij hield en die van haar hield en van wie zij de camera-obsessie heeft geërfd.
Maar het duurt lang voordat in de roman iets van Ola’s geheim wordt opgehelderd. Te lang eigenlijk. Het verhaal doet sterk denken aan een nachtmerrie waarvan je als dromer zo verlangt naar beëindiging dat je besluit wakker te worden. De ene lezer zal dat eerder doen dan de andere, maar de behoefte aan een sneller eind van deze 253 pagina’s tellende angstdroom zal – vrees ik – iedereen krijgen. Jammer toch wel.
(Deze recensie verscheen op de site van Literair Nederland, 29 januari 2020)