Vogels, Frida - De vader van Artenio (2020)
De vreemdeling in huis
Het is een curieus verschijnsel van de laatste decennia dat in de Nederlandse literatuur verhalenbundels steeds minder populair zijn bij lezers, maar dikke romanpillen het juist goed doen. Het omgekeerde zou je verwachten in een tijd waarin alles sneller moet en ook sneller gaat dan vroeger.
Ook novellen verschijnen minder dan vroeger, wat jammer is want deze vorm leent zich heel goed voor een verhaal dat vooral over één persoon gaat. Aan dat genre heeft Frida Vogels nu een juweeltje toegevoegd, De vader van Artenio, in de vorm van een portret van haar Italiaanse schoonvader, Salvatore de Matteis.
La famiglia italiana
Ze leerde hem en haar schoonfamilie kennen toen zij in de zomer van 1956 met haar Italiaanse verloofde Artenio (roepnaam Ennio) voor het eerst het plaatsje San Severo bezocht waar zij woonden.
Dat bezoek had nogal wat voeten in de aarde omdat het in die tijd en in die familie onfatsoenlijk werd gevonden dat een nog ongehuwd stel zo’n visite aan het ouderlijk huis aflegde.
Haar schoonvader hakte ten slotte de knoop door: het mocht.
En zo maakte de Nederlandse Frida kennis met de familie van Artenio’s moeder, haar schoonmoeder. Een echte Italiaanse familie van ooms en tantes die allemaal in het familiehuis woonden.
Frida werd hartelijk binnengehaald en overladen met attenties, maar was en bleef zich mede daardoor een vreemdeling in Jeruzalem voelen, een gevoel dat ook in de daarna volgende decennia nooit geheel verdween.
Er was één andere vreemdeling in huis, en dat was Artenio’s vader. Hij ontbrak bij hun aankomst.
‘Toen we later allemaal aan tafel zaten, Ennio, ik, Ennio’s moeder en oom Mario en ook tante Flora (…) was Ennio’s vader er nog steeds niet, noch scheen iemand dat vreemd te vinden.’
Hij werd door de familie van zijn vrouw maar node in het huis getolereerd, merkte Frida al snel.
‘Ennio’s vader, die maar een arme boer was, hoorde er niet en werd door zijn aangetrouwde familie behandeld met een verachting die mij razend maakte, maar hem zo te zien koud liet. Ik zag hem trouwens weinig. Door de week ging hij ’s morgens vroeg de deur uit om in zijn wijngaard te werken en kwam ’s avonds bij zonsondergang weer terug, moe en hongerig; hij waste zich dan een beetje en at vervolgens meteen, uit een diepe schaal twee keer zo groot als een gewoon bord en met een verbazende snelheid. Daarna ging hij soms de straat op en soms meteen naar bed, en dan hoorden we hem na enige tijd snurken.’
Wijnboer
Hun beider uitzonderingspositie in het huis maakt Frida nieuwsgierig naar haar aanstaande schoonvader Salvatore. Ze leert hem 7 jaar later beter kennen als hij met haar en Ennio een reis onderneemt om op zijn oude dag nog enkele Italiaanse steden te bezoeken. Frida Vogels is een dagboek-schrijver (10 van de in totaal 16 delen zijn intussen verschenen bij Van Oorschot) en ongetwijfeld heeft ze destijds notities gemaakt die ze nu kon gebruiken voor een ontroerend en bij wijlen ook hilarisch verslag van deze reis. Salvatore moest na de dood van zijn vader al op 12-jarige leeftijd stoppen met school en als wijnbouwer aan de slag gaan om het gezin te onderhouden. Die zware arbeid maakte het moeilijk om zijn drang naar kennis te kunnen bevredigen en alhoewel hij zoveel mogelijk bleef lezen en door dat lezen ook Marxist werd, gaf hij de gedachte op om zelf méér te worden dan een eenvoudige hardwerkende wijnboer. Wel besloot hij, eenmaal getrouwd, slechts één kind te willen, omdat hij maar voor één nakomeling de studie zou kunnen betalen.
De zoon die hij kreeg noemde hij Artenio een samentrekking van arte en genio, kunst en genie.
De vaak wat kribbige conversaties tussen deze universitair geschoolde zoon en zijn vader – voor wie hij zich op deze reis vaak geneerde – zijn heerlijke leesstof. Maar dat geldt goedbeschouwd eigenlijk voor de hele novelle.
(Deze recensie verscheen op de website van Literair Nederland, 22 september 2020)