Georges Bernanos - Meneer Janeu (2019)
Grootse literatuur vergt enige studie
Een boek bespreken dat bestaat uit prachtige volzinnen vol onopgeloste raadsels uit een droomwereld is eigenlijk onbegonnen werk. Lees maar: ‘”Ik ben je vriend, Philippe,” zei meneer Janeu eenvoudig, maar met een wonderbaarlijk gezag. Steeny (bijnaam van Philippe, HV) heeft bruusk zijn hoofd opgericht en in een flits – o, absurde droom! – meent hij in de ander de voorbeschikte begeleider van zijn leven te herkennen, de gids die hem zal inwijden, de held die hij door zoveel boeken heen achterna heeft gezeten. En bij het doen van die ontdekking, zo afwijkend van alles wat hij had verwacht, heeft hij het gevoel dat zijn borst verteerd wordt door hetzelfde heimelijke vuur dat die man daar onder zijn armzalige wollen jopper opvreet; en om een bespottelijke snik te smoren gooit ook hij zijn hoofd naar achteren, tart hij Joost mag weten welke uitdaging van dit huis en zijn geheime machten, vlijtige dienaren van het meest geheime van alle geheimen, de dood – de dood die zo dicht in de buurt onder hun voeten zijn werk doet…’
Meneer Janeu (in het Franse origineel: Monsieur Ouine) van Georges Bernanos (1888-1948) behoort volgens literatuurkenners tot de categorie van Dylan Thomas’ Under Milk Wood en James Joyce’s Ulysses: grootse literatuur die veel inspanning van zijn lezers vergt. Je komt er niet uit met één keer lezen, het vergt studie.
Georges Bernanos werd tijdens zijn leven al beschouwd als een belangrijke Franse schrijver. Zelf vond hij Monsieur Ouine zijn meesterwerk, maar door allerlei omstandigheden kwam het pas na zijn dood uit en kreeg in de laatste decennia voor het eerst grote aandacht.
Vertaler Ard Posthuma, die vijftig jaar lang door deze roman werd geobsedeerd schreef een broodnodig nawoord bij zijn vertaling van Monsieur Ouine waarin hij zegt: ‘het titelpersonage zou allang de bekendheid moeten hebben van pakweg een Raskolnikov, Joseph K. of Ferdinand Bardamu. Maar aangezien het niet zo is en dit uitermate complexe, nooit eerder in het Nederlands vertaalde werk bevrijd dient te worden uit het reservaat waarin het in de literatuurgeschiedenis door een ongelukkige samenloop van omstandigheden terecht is gekomen, houd ik het toch voor wenselijk duidelijk te maken hoe het komt dat we hier een van de best bewaarde geheimen van de twintigste-eeuwse Franse literatuur voor ons hebben liggen.’
Aan zo’n volzin is te zien dat hij als vertaler uitermate geschikt is voor het vaak ingewikkelde proza van Bernanos.
En zijn uitleg kan de lezer goed helpen bij het begrijpen van Meneer Janeu, een roman waarin een veertienjarige jongen (Philippe, bijgenaamd Steeny) in een klein dorp probeert zichzelf te bevrijden uit het ouderlijk huis en op zoek gaat naar een spiritueel leider maar klem raakt in de omhelzing van monsieur Ouine, een bejaarde taaldocent. Voer voor volhardende lezers.