1header_hansvervoort.jpg - Cees Buddingh - Verveling bestaat niet: nieuwe dagboeknotities (1972)

Welkom op de website van Hans Vervoort

Cees Buddingh - Verveling bestaat niet: nieuwe dagboeknotities (1972)

Recensie van Hans Vervoort in Vrij Nederland, 18-11-1972



Het Droste-effect



Tot voor kort kende ik Buddingh eigenlijk voornamelijk als de figuur die mij een jaar lang maandelijks kort aankeek, de pijp met een kort kloppend geluid uit zijn mond haalde en met hoge verwijtende stem meedeelde dat ik bezig was te kijken naar het programma Poets. Jij mag je tanden ook wel eens schuren, dacht ik dan snel, voordat hij de pijp weer tussen de gretig toetastende lippen stak.

Verder bezit ik Buddingh's Encyclopedie voor de Wereldliteratuur (Bruna, 1954) die ik omstreeks 1957 bij de Slegte kocht, ik las ooit de gorgelrijmen en hoorde hem enkele malen op de radio vertellen over het dekseltje van het Heinz sandwichspread-potje. Dit geringe aantal kontakten was toch voldoende om een duidelijk gevoel van sympathie voor hem te krijgen en toen ik verleden jaar zijn eerste bundel dagboeknotities kreeg was het beslist een teleurstelling dat ze diezelfde dag geleend werden en nooit meer terugkwamen. 

Verveling bestaat niet is zijn tweede bundel dagelijkse opmerkingen en ik begon er hoopvol aan. Buddingh heeft gedaan wat vermoedelijk elke schrijver zich regelmatig voorneemt: dagelijks iets schrijven, doet er niet toe wat, in de hoop dat er iets goeds uitrolt en met de zekerheid dat je in elk geval in de routine blijft. De vraag is echter of het verstandig is om zo'n notitieboekje integraal te publiceren en wat Buddingh betreft geloof ik dat hij antwoord ontkennend moet zijn.

Hij heeft zich kennelijk de beperking opgelegd om niet of nauwelijks informatie te geven over zijn familieleven of over het leven van vrienden en kennissen, tenzij het om kleine "gezellige" anekdoten gaat of om frappante uitspraken (steevast voorafgegaan door: "goede opmerking van x"). Die beperking lijkt me niet onredelijk, want waarom zou je met de billen bloot komen, maar het maakt het dagboek voor de lezer een een stuk minder interessant: de meest dramatische gebeurtenis die Buddingh beschrifjt is de dood van zijn kater Victor. 

De notities hebben vooral betrekking op wat Buddingh zoal die dag heeft gelezen, ruim voorzien van citaten en commentaren. Daarnaast treden vrienden en kennissen op als leverancier van nogal incrouwd-achtige anekdoten of bon mots. 

Meermalen treedt ook het Dorste-effect op als Buddingh schrijft over het overtypen van de notities die je net gelezen hebt, of over reacties op zijn vorige serie notities. De rillingen lopen over mijn rug als ik er aan denk dat hij deze recensie misschien leest en er weer een notitie van maakt, die medio 1974 in boekvorm verschijnt, waarna ik er misschien weer een recensie over moet schrijven. Dat is toch van een schraalheid waar je neerslachtig van wordt.

Buddingh's meest eigen bijdrage ligt in de vele aforismen die hij al schrijvend bedacht en ook die vielen mij helaas zwaar tegen. Ik heb de onuitroeibare overtuiging dat aforismen humoristisch bedoeld zijn en bij die van Buddingh kwam ik zelden verder dan een zacht kreunend geluid of tot de ontnuchterende constatering dat hij eenvoudigweg een waarheid als een koe geformuleerd had. Misschien dat tallozen er hun voordeel mee kunnen doen, maar ik las ze voor mijn verdriet. zonder te discrimineren vermeld ik hieronder de eerste vijf, zodat ieder voor zichzelf kan oordelen:

- Elke keuze is een politieke keuze.

- Simenon is een beer romancier dan Sartre, maar Sartre is een belangrijker romancier dan Simenon (dit aforisme wordt meermalen in varianten herhaald, zoals: Gide interesseert mij niets. Maar wat hij schreef interesseert mij bijzonder. Of: de tekst is belangrijker dan de schrijver, maar de mens is belangrijker dan de literatuur.)

- Zeker, alle mensen zijn mijn broeders (of zusters), maar je hoeft op al je familieleden nog niet evenzeer gesteld te zijn.

- Ik word vooral weerhouden van het kopen van bepaalde produkten door de reclame die ervoor wordt gemaakt.

Zeker, het zijn geen domme opmerkingen en ze zouden beslist niet misstaan als applausverwekkertjes in een saaie lezing, maar als op-zichzelfstaande uitingen kan ik ze niet anders dan teleurstellend noemen. Mijn oordeel is natuurlijk subjectief en ik raad dan ook iedereen aan om in de boekhandel geheel kosteloos even na te gaan of ik gelijk heb. Eerlijk gezegd hoop ik dat ik me volgens vele anderen vergis, want hoe meer Buddingh van dit boekje verkoopt, hoe geringer de financiële noodzaak om een derde bundel te maken.