1header_hansvervoort.jpg - Merijn de Boer - De geur van miljoenen (2018)

Welkom op de website van Hans Vervoort

Merijn de Boer - De geur van miljoenen (2018)



Kaf maar gelukkig ook koren



Merijn de Boer (1982) is ondanks zijn jeugd een gelauwerd schrijver met een prijs voor zijn debuut Nestvlieders en long- en shortlist-vermeldingen voor zijn latere romans. Wie zijn nieuwe verhalenbundel De geur van miljoenen leest verwacht dus kwaliteit. En voelt teleurstelling als hij een serie tamelijk slecht geschreven verhalen voorgeschoteld krijgt die zó uit de droomwereld van een wat aangeschoten corpsbal geplukt lijken.
Bij het lezen en recenseren van verhalen speelt persoonlijke smaak natuurlijk een grote rol en eerlijkheid gebiedt te vermelden dat deze bundel al verschillende lovende besprekingen kreeg.
De waardering voor Merijn de Boer's verhalen hangt er vermoedelijk van af hoeveel belang je hecht aan een goede schrijfstijl. En die heeft Merijn de Boer helaas (nog) niet. Dat aan te tonen vergt close reading, een bezigheid die helaas nogal wat tekst in een recensie vergt. Het in een café zien en afluisteren  van 'een meisje met een excessieve boezem' wordt in het verhaal 'De Jaguar' als volgt beschreven: 


'Het meisje (....)  stopte binnen gehoorsafstand bij een tafeltje iets verderop. Ze begroette een jongen met peenhaar, die opstond en haar een hug gaf. We verstonden een diepdroevig verhaal over een hondje dat ze had moeten laten inslapen. "En vorige week is mijn beste vriendin overleden," vertelde ze. Het meisje maakte op mij  een compleet verslagen indruk. Iemand van wie je je afvroeg of ze het wel ging volhouden, het leven.'


Dit is een betrekkelijk willekeurig gekozen fragment uit een verhaal dat in het kort bestaat uit een cafébezoek van de ik-persoon en zijn schoonvader die 'met ogen doordrenkt van geilheid' naar het huilende meisje staart. Als later een groepje rijke oldtimer-bezitters het café bezoeken schept de schoonvader bij hen op over zijn Jaguar en gaat die ophalen. Als hij niet terugkomt trekt de meute naar het huis, waar schoonpapa dronken in de garage wordt aangetroffen, zittend in een Jaguar die op de oldtimers weinig indruk maakt. 'Naar een verhaal van Gogol' staat onder de titel.

Het proza in dit fragment en in de meeste verhalen maakt een wat onbeholpen, onwennige indruk. Alsof de schrijver voor het eerst de pen hanteert en veiligheidshalve kiest voor cliché-uitdrukkingen die hij in de krant dagelijks leest. Dat het meisje aan een kennelijk goede vriend meedeelt 'En vorige week is mijn beste vriendin overleden' is daarnaast een beginnersfout, de goede vriend bij wie zij uithuilt kent natuurlijk de naam van die vriendin. En weet van het overlijden. En als het gaat om het melden van een emotionele gebeurtenis ligt het meer voor de hand dat zij het zou hebben over de begrafenis van die vriendin (gisteren? eergisteren?) dan over het overlijden, een week geleden. Een schrijver die zich inleeft voelt dat vanzelf aan.

Genoeg close reading. Tijd voor de inhoud van de bundel. Sommige van De Boer's verhalen zijn een hap lucht, zoals het titel verhaal 'De geur van miljoenen' dat gaat over een chirurg en zijn vrouw die in een vliegtuig zitten en ontdekken dat één van de passagiers iemand is die tijdens hun studententijd medebewoner was van hun flat, maar vertrok zonder zijn aandeel in de huur te betalen. Ze besluiten hem er na zoveel jaar maar niet meer over aan te spreken. Tja.
Andere verhalen zijn duidelijk bedacht vanuit de behoefte iets origineels te schrijven. Een ik-persoon die een ereplaats krijgt bij de begrafenis van een collega die een hekel aan hem had en tot zijn schrik merkt dat hij in 's mans op de begrafenis voorgelezen brief afgezeken wordt.  Een andere ik-persoon die besluit te adverteren dat hij samen met iemand Vestdijks hele oeuvre wil lezen en zo kennis maakt met een paar bijzondere mensen. Een derde ik-verhaal gaat over een ik die zichzelf tegenkomt en tenslotte besluit die andere ik om te brengen.

Al lezend krijgt men sterk de indruk dat De Boer vooral opzienbarende verhalen wilde schrijven en weinig doet om de lezer te betrekken bij zijn personages en wat hen overkomt. Toch zijn er twee verhalen die juweeltjes genoemd kunnen worden. Het ontroerende 'Een vaderfiguur' over de jonge Pjotr uit Eindhoven die met de al wat oudere Amsterdamse homo Jakob een kennismakingsafspraak heeft en wordt overspoeld door diens warme hartelijkheid en belangstelling.
En dan 'De registermakers' dat gaat over het register dat alle registers bevat en dus tachtigduizendzeshonderdnegenentachtig lemma's telt. Het is een hoop werk om dat alles up to date te houden. En de zenuwen slaan eind van het jaar toe:

'De periode tussen inlevering van de kopij en de aflevering door de drukker is voor een registermaker slopend en uitputtend. Wijzelf zijn in de loop der jaren gehard. We weten zo langzamerhand hoe we ons er doorheen kunnen slaan. Maar er zijn verhalen van collega's die eraan zijn bezweken. Het ergst wat er namelijk kan gebeuren is dat een lemma sterft terwijl hij op de drukpers ligt. Dat is niet de fout van een lemma. Dat is de fout van een registermaker.
Kijk, wat er na verschijning van een register gebeurt kan de registermaker gestolen worden. Laat ze vooral allemaal een andere nationaliteit en een andere baan nemen. Niet onze verantwoordelijkheid. En laat ze stuk voor stuk doodgaan, we liggen er geen nacht wakker van. Als ze maar niet doodgaan in dat schemergebied tussen inlevering en verschijning.'


Prachtig. Twee mooie verhalen op twaalf is nog niet eens zo'n slechte score. Waarvan akte!


(Deze recensie verscheen eerder in verkorte vorm op de site van Literair Nederland, 6 juli 2018)