1header_hansvervoort.jpg - Lucas de Waard - Kraaien tellen (2017)

Welkom op de website van Hans Vervoort

Lucas de Waard - Kraaien tellen (2017)

Het leven ontwijken


'Kraaien kunnen tellen' is maar één van de vele weetjes die Tobias ('Toby') Gouweleeuw ongewild in zijn hersenpan heeft verzameld en die er al even ongewild uit vliegen op momenten dat ze eigenlijk niet ter zake zijn.

En die momenten zijn talrijk, want Tobias verkeert het liefst in het Nirwana, het Niets. Zijn studie aan de Kunstacademie heeft hij opgegeven toen hij merkte dat zijn kunst nergens toe diende en niets betekende. In de plaats daarvan is hij veegwagenbestuurder geworden in Amsterdam. Een zinloos ogende werkzaamheid, want als de stad schoongeveegd is kan je de volgende dag weer opnieuw beginnen. Maar Toby voelt zich er in thuis. Je zit alleen in je veegwagen, je hebt met niemand iets te maken, je krijgt een route mee, je zet de vegers aan en al doende verstrijkt de tijd. Wat wil een mens nog meer?

Tobias, de hoofdpersoon van Lucas de Waard's roman Kraaien tellen doet er alles aan om de dagen, weken, maanden, jaren zo gedachtenloos en geruisloos mogelijk door te komen, op weg naar een hopelijk onmerkbaar einde. En waarom kiest hij voor deze levenshouding? In de loop van het verhaal blijkt dat hij en zijn zus Krista in een disfunctioneel gezin zijn opgegroeid, waarin de moeder door haar onvoorspelbare gedrag geen enkele veiligheid aan de kinderen bood en de vader te slap was om daar iets aan te doen. Dat verklaart Tobias' behoefte aan een leven van regelmaat en het zoveel mogelijk vermijden van contact met anderen. En wat kun je dan beter zijn dan veegwagenchauffeur? Maar als blijkt dat zijn zus en soulmate Krista op vakantie in het verre Praag zelfmoord heeft gepleegd, krijgt hij steeds meer moeite haar en hun ouders en zijn kindertijd uit zijn gedachten te houden.

Schrijver Lucas de Waard heeft dit proces prachtig verwoord in Kraaien tellen. De lezer brengt vele uren en dagen door in Tobias' hoofd, dat het druk heeft, ook al wil hij dat niet. We maken kennis met de paar veeg-collega's die hij heeft, allemaal eenzaten zoals hijzelf, en wars van nieuwlichterij zoals een camera op de veger om hun dode hoek te kunnen zien. We trekken met hem op in zijn streven om seks te hebben met het winkelmeisje Cayenne zonder dat dat leidt tot enige vorm van relatie. We duiken ongewild mee in zijn herinnering aan het doden van een koe op de boerderij van een oom.


Het dier staarde voor zich uit. Ik vroeg me af of koeien geen verstand hebben of dat het ze gewoon allemaal niks interesseert. Dat ze daarom niet wegliepen. De man met het schietmasker kwam naar ons toe. "Nu een beetje afstand nemen," zei mijn oom. Ik deed aarzelend een paar stappen achteruit. Bertha die geen Bertha heette keek me aan. Of langs me heen. Dat kon ik niet precies zeggen. Haar grote zwarte ogen leken een en al pupil, nachtkijkers die alles zagen. De man met de buis ging bij het hoofd van de koe staan en zette zijn apparaat tegen haar voorhoofd. Even gebeurde er niks; we stonden allemaal onbewogen alsof er een foto werd genomen. Toen klonk er een luide 'tak!'. De koe trok haar benen in, als een spin in gevaar, en klapte tegen de grond met een enorme knal. Ik schoot naar achteren en botste met mijn rug tegen het houten hek, dat een beetje meegaf.


Terwijl Tobias nog lang niet klaar is met het verwerken van het verlies van zijn zus Krista, gebeurt er ineens van alles tegelijk. Een journalist van de stadsbode schrijft ongevraagd een stuk over hem, de veegwagenchef kiest hem als zijn opvolger, het winkelmeisje Cayenne keert telkens bij hem terug zodat toch een relatie dreigt, en zijn moeder schrijft en wil contact.

Tobias gaat op tilt als hij de journalist tegenkomt en verwondt hem. En alhoewel Cayenne van ruige seks houdt gebruikt hij ook bij haar te veel geweld. En er gebeuren meer zaken die zijn leven veranderen. Hij verliest zijn baan en het lijkt erop dat hij iets zal moeten gaan doen dat hij echt wil. Maar wat?

Lucas de Waard is er in geslaagd in korte zinnetjes, penseelstreekjes eigenlijk, zijn personage tot leven te brengen. En alhoewel Tobias geen vrolijk bestaan leidt ben je als lezer aan het slot van de roman toch niet somber gestemd. Daarvoor zitten er teveel rake observaties in dat hoofd. Een voorbeeld:


Joachim was alle argumenten tégen kunstsubsidie samengebald in één verschijning. Hij had vaak bordeauxrode, flanellen jasjes aan, een heel bedoelerig sikje rond zijn dunne lippen en een knot. (...) Hij zei dingen als: 'Als veel mensen mijn werk begrijpen, dan heb ik gefaald,' en 'Noem mijn werk niet mooi. "Mooi" is de grootste belediging die een kunstenaar kan krijgen.'


Wat wél opvalt is de innerlijke tegenstrijdigheid in het bestaan van deze roman. Geschreven in de ik-vorm lijkt het alsof Tobias ons deelgenoot wil maken van zijn gemoedsperikelen. Maar diezelfde Tobias zou nooit dit boek geschreven hebben: te veel aandachttrekkerij. Maar afgezien van die contradictie is Kraaien Tellen zeer de moeite van het lezen waard.


(Deze recensie verscheen op de website van Literair Nederland dd 20 november 2017)