José Buschman - Couperus in de Oriënt (2017)
Er zijn maar weinig Nederlandse schrijvers van het begin van de 20ste eeuw of langer geleden die nog gelezen worden door het hedendaagse literaire publiek. En nog minder schrijvers hebben een Genootschap dat hun werk onder de aandacht probeert te brengen. Het Multatuli genootschap, is er één, ook du Perron heeft zo'n bewonderaarsgroep. En Louis Couperus natuurlijk. Zijn genootschap organiseert sinds 21 mei 2017 in het Louis Couperus Museum de tentoonstelling 'De Oriënt verkend. Op reis met Louis Couperus en Marius Bauer'. En bij gelegenheid van die tentoonstelling bracht uitgeverij Bas Lubberhuizen het boek Couperus in de Oriënt uit, een bewerking van het in 2009 verschenen en door José Buschman geschreven Een dandy in de Oriënt. Louis Couperus in Afrika.
Reizen in stijl
We kunnen ons nu geen voorstelling meer maken van de wijze waarop vroeger gereisd werd door de beter gesitueerden van die tijd. Het dienstverlenende personeel werkte voor een schijntje en het was heel normaal dat reizigers hun bedienden meenamen. En de huidige beperking van kilo's bagage was toen ook een stuk royaler: 160 kilo mocht mee in de trein. Couperus - die met zijn vrouw reisde, geen bedienden meenam, maar zich liever in luxe hotels liet verwennen - vond dat wat weinig, maar het belette hem niet om heel wat reizen te ondernemen in West-Europa.
Een bezoek aan de Oriënt viel nogal buiten dat stramien. Dat hij daar in 1920 toch voor een half jaar heen reisde vond plaats op verzoek van S.F. Van Oss, oprichter en hoofdredacteur van de Haagsche Post. De teruglopende verkoop van zijn boeken bracht Couperus in 1909 tot het besef dat hij zich moest toeleggen op het in kranten en bladen publiceren van feuilletons, schetsen en korte verhalen. Zijn reizen door Europa en zijn jarenlang verblijf in Italië en Frankrijk gaven voldoende stof voor anekdotische stukjes en de ik-vorm waarin ze geschreven werden maakte ze voor de lezer extra leesbaar.
Ze verschenen in het dagblad Het Vaderland en het weekblad Haagsche Post.
In 1920 wilde Van Oss zijn lezers trakteren op een reisverslag-in-feuilleton-vorm van zijn ster-medewerker en stelde voor dat Couperus naar Noord-Afrika zou gaan. Met een royale onkostenvergoeding en een - voor die tijd vorstelijk - honorarium van 400 gulden per aflevering.
In oktober 1920 gingen Couperus en zijn echtgenote op reis en in de daarop volgende 6 maanden zond hij 20 reisverslagen naar Nederland.
José Buschman, mede-samensteller van de tentoonstelling in het Couperus Museum, vat in Couperus in de Oriënt elk van die 20 reisverslagen samen in een of twee boekpagina's.
Dat maakt een wat vreemde indruk, want het lezen van Couperus eigen proza wordt daardoor eigenlijk overbodig gemaakt.
Lichte kost
Maar het past wel in de opzet van Buschman, die in haar boek vooral wil duiden wat Couperus met zijn stukken wilde bereiken. En dat was goedbeschouwd eigenlijk niet zo heel veel. De reis door Algerije en Tunesië gaf hem de mogelijkheid met zijn pen te beschrijven wat hij zag en dat was vooral de schoonheid van de landschappen en steden en mensen van de Oriënt.
Hoofdredacteur-eigenaar van Oss van de Haagsche Post wilde een serie lekker leesbare stukken over de Oriënt en daarin ook graag wat praktische reistips. En Couperus voldeed daar in ruil voor het royale honorarium graag aan. Kritische literaire tijdgenoten vonden wat hij in het blad schreef (en in boekvorm publiceerde) nogal babbelig en overdreven enthousiast, maar het was wel precies wat van Oss de lezers van zijn blad wilde bieden. Om die reden - betoogt José Buschman - meed Couperus ook om zware onderwerpen aan te snijden. Het leven van de vrouw in dit islamitische land ging aan hem voorbij, al viel het hem wel op dat hij weinig vrouwen op straat zag. De islam zag hij vooral als een melancholieke godsdienst van mensen die het lot accepteerden zoals het kwam. En dat had iets verhevens in de ogen van deze verwende dandy en poseur. Ook de nogal hardhandige koloniale stijl van de Fransen zag hij niet, evenmin als de armoede van het grootste deel van de bevolking. Buschman draagt talloze voorbeelden aan van andere reizigers die zich beter hadden voorbereid dan Couperus, ook minder luxueus reisden en daardoor meer contact met de bevolking hadden. Ze spaart Couperus haar kritiek niet, maar reikt wel enkele excuses aan: Couperus kwam zelf uit een voornaam koloniaal nest en vond sommige zaken normaal waar anderen over vielen.
Veel details
Couperus-liefhebbers kunnen natuurlijk niet genoeg details lezen over wat hun favoriete schrijver allemaal beleefde en José Buschman heeft haar uiterste best gedaan hen te plezieren. Elk hotel dat Couperus bezocht wordt belicht, inclusief de andere groten die daar verbleven hebben. Elke kunstenaar die hij noemt in zijn 20 reisverslagen krijgt een biografie. Voor de gemiddelde lezer zal dit wat veel van het goede zijn en de neiging af en toe een paar pagina's over te slaan is soms moeilijk te weerstaan. Maar toch, al snel wekt een afbeelding weer belangstelling voor de bijbehorende tekst in het relaas. Couperus in de Oriënt is een grondige, gedetailleerde en goed geschreven studie van wat eigenlijk geen hoogtepunt was in het oeuvre van Couperus. Maar dankzij de sympathiserende en toch kritische betrokkenheid van de schrijfster lees je haar zoektocht naar Couperus toch met genoegen. Dat deze uitgave een groot aantal illustraties bevat en zeer verzorgd oogt, draagt daar ook toe bij.
(Deze recensie verscheen eerder op de site van Literair Nederland, 14-06-2017)