1header_hansvervoort.jpg - Oud in Bangkok

Welkom op de website van Hans Vervoort

Oud in Bangkok


De winter van Bibberland ontvluchtend hebben mijn gade en ik voor enkele weken van ons verblijf in Thailand een plek gezocht bij 'de longen van Bangkok'. 
Dat is het Lumpini-park, waar we dagelijks genieten van het kijken naar voorbij hollende Thaise en soms ook Europese joggers. Niets is aangenamer dan te kijken naar anderen die zich inspannen. 
De rest van de tijd brengen we grotendeels door in het air-bnb appartement dat we voor € 56 per nacht huurden: 240 vierkante meter glanzend parket met daarop gigantische meubels, verdeeld over een woongebied en twee slaapvelden. 
Zelfs na enkele dagen liepen we nog geregeld te zoeken naar onze wederhelft. Roepen had hier geen zin. Ook al omdat mijn gade steeds de neiging heeft 'hier!' te roepen terwijl ze dáár is.
Het appartement is brandschoon, maar wel gevuld met door vorige gasten achtergelaten spullen.
Lege waterflesjes, lege drankflessen, lege tasjes. 
Wel geproefde maar niet opgemaakte doosjes en potjes Thais voedsel dan wel kruiderij. 
Aan de andere kant valt ons bij het betrekken van dit soort huur-appartementen altijd op dat veel van wat je zou verwachten ontbreekt. Dit giga-appartement waar tot 6 personen welkom zijn, telt maar één waterglas en één voor koffie bruikbare kop. 
Twee diepe borden en één plat bord. 
Daarentegen zijn er talloze eenzame schoteltjes en voor ijs bruikbare glazen bakjes. 
Al nadenkend kwam ik tot de conclusie dat hier een wetmatigheid in zit: 
air-bnb-huurappartementen bevatten stelselmatig te veel onbruikbare zaken (want die laten de gasten achter) en te weinig bruikbare zaken (want die maakt men tijdens het gebruiken stuk en vervangt men niet).
 Wéér wat geleerd!
Alhoewel joggen in het Lumpini-park populair is, zie je Thai hier verder nooit lopen. Zij laten zich voor een habbekrats vervoeren per tuk-tuk of taxi. Of hebben eigen vervoer. Dus is er ook geen reden voor de stad om straten begaanbaar te maken voor voetgangers. 
Maar maak dat Europese toeristen maar eens wijs. 
Die denken dat je best een paar honderd meter kan wandelen naar bijvoorbeeld de dichtstbijzijnde 7-11. 
Of zelfs naar een toeristische attractie, een kilometer verder. Belachelijk, vinden de Thai.
Ze hebben een punt. Want ik begin mij hier in Thailand te ontwikkelen tot blindengeleidehond. 
Mijn gade heeft namelijk een lui oog en ziet dus geen diepte. 
Dat wel werkende oog heeft een bril met een verrekijk- en een lees-gedeelte. 
Elke keer als zij wil lopen moet ze voor haar voetstappen door het leesgedeelte naar het trottoir kijken. En ziet dat dus maar vaag. 
Ze loopt aarzelend over straat, als een jong hert dat voor het eerst op de been is.
Áls er al een vorm van trottoir is, zit dat vol met gaten. Of is in beslag genomen door een straatverkoper. Ik begeleid haar met instructieve teksten: hoog opstapje, laag opstapje, diep afstapje, klein afstapje, straat een tikkeltje scheef, let op: auto.
Veel zorgen maak ik me niet, want Thaise automobilisten en scooterrijders vinden het buitengewoon onplezierig mensen aan te rijden. 
Het geeft rommel en soesah en wie zou dat willen?
Waarom doe ik dan toch zo mijn best?
Elk appartementencomplex heeft tenminste twee veiligheidsbeambten, die in een hokje bij de ingang zitten en elke komende en gaande gast saluerend begroeten. Ook als die zo dom is zich lopend voort te bewegen.
En ik begin te merken dat zij mij herkennen en respecteren.
Daar heb je weer dat bejaarde Europese tweetal waarvan de man zijn gade zo hoffelijk, en met zorg begeleidt. Ik zie dat ze er lichtelijk ontroerd door raken. Ik word hartelijk en met een extra fier saluut begroet als we ons appartementencomplex weer heelhuids binnen komen.
Mijn gade merkt daar niks van, maar ik begin me daardoor steeds beter te voelen in mijn rol als blindengeleidehond. Zó sterk is mijn behoefte aan waardering kennelijk.

(Deze column verscheen eerder in het tijdschrift Azië, lente 2018)