(Over Indië) Bovenlaag en onderlaag
Over het koloniale verleden van ons land en andere koloniale mogendheden lees je tegenwoordig zelden iets positiefs.
En dat is begrijpelijk, want terugkijkend op die tijd staat voorop dat blank de bovenlaag vormde in die gebieden en dat bruin of zwart de onderliggende partij was.
Uit mijn eigen jeugd in Nederlands-Indië herinner ik me dat als iets vanzelfsprekends: we hadden bedienden die klakkeloos deden wat mijn ouders vroegen. Als kind had je dat recht van commando niet, maar als je er 'saya minta' ('ik verzoek') bij zei kreeg je toch altijd je zin.
Wij, de blanken, waren duidelijk de baas en de onderliggende partij leek dat zonder probleem te accepteren.
Wat gaf ons het recht op die positie?
We zien het nu totaal anders maar in vorige eeuwen was het veroveren van gebieden in Azië, Afrika en de rest van de wereld normaal en dat de overwinnaars daarna de bovenliggende partij waren en bleven werd door iedereen, ook door de overwonnenen geaccepteerd: zij hadden pech gehad, jammer maar helaas....
In het grootste deel van de wereld zijn de mensen in het midden van de vorige eeuw tot andere gedachten gekomen.
Een kolossale verbetering denk ik.
Zelf heb ik me met terugwerkende kracht gegeneerd voor mijn koloniale verleden, hoe gering mijn rol als kind in die wereld ook was.
Upstairs Downstairs
Maar toen de BBC de serie Upstairs Downstairs uitzond en later Downton Abbey viel me ineens iets op. Beide series spelen in Engeland in het begin van de 20ste eeuw en net zoals in de koloniale wereld was ook hier een bovenlaag en een onderlaag, elk met een eigen vaststaande rol in het leven.
Wat in beide series benadrukt werd was het door beide lagen accepteren van de standenmaatschappij. Waarbij de onderlaag opvallend trots was op de dienstbare taken die zij hadden. Met name de butlers, de hoofden van die onderlaag, voelden hun dienstbaarheid niet als een vernedering, zij waren er trots op hun meesters te mogen dienen. En die meesters lieten geregeld weten zich geen raad te weten zonder hun bedienden. Zo waren beide lagen tevreden met hun rol.
En dat deed me ineens sterk denken aan de verhoudingen zoals die in de koloniën waren. Eigenlijk exporteerden de kolonisatoren hun eigen standenmaatschappij naar de kolonie en lukte het hen eeuwenlang die twee lagen in stand te houden. En net zoals het voor een arbeider of dienstmeid in Europa vrijwel onmogelijk was ooit tot de bovenlaag door te dringen, zo bleef het voor de bruine of zwarte onderlaag ondenkbaar ooit op te kunnen klimmen op de sociale ladder.
En men accepteerde dat als normaal.
Dat die situatie in de eerste helft van de 20ste eeuw veranderde, eerst in Europa, daarna ook in de kolonies is natuurlijk niet genoeg te prijzen.
Maar dankzij de twee genoemde series voel ik me nu toch heel wat minder schuldig over ons koloniale verleden. Wat we de onderdrukte volkeren aandeden, dat deden we ook onze eigen onderlaag aan: dienstbaarheid zonder kans op beter. We kolonialiseerden ook ons eigen land!
En wat een zegen dat dat verleden tijd is. De dekolonisatie van de wereld is het beste wat de 20ste eeuw ons heeft nagelaten. Jammer is wel dat in het moderne Indonesië de onderlaag helaas nog steeds bestaat: de pembantu (vroeger heette zij baboe) is niet beter af dan in de koloniale tijd.
(Deze column verscheen eerder in het tijdschrift East, 2016 - 2)