Three is a crowd
Ik ben niet erg sociabel en jarenlang heb ik geweigerd aan een cruise mee te doen omdat je dan de hele reis met wildvreemden moet tafelen. Toen ik me ten slotte liet overhalen werd mijn nachtmerrie waar: zes dagen lang werkten we een vijfgangendiner weg in het gedwongen gezelschap van vier rasechte Limburgers, discogangers, veel jonger dan wij.
Voor ons gerief spraken zij Nederlands, maar we troffen de enige Limburgers die niets van voetbal wisten en zo waren we al op de eerste dag volledig uitgepraat. Veel lange stiltes en 'dat smaakt!' later mocht iedereen eindelijk weer naar huis.
Ik ben niet de enige die vreemde contacten mijdt, merk ik telkens als ik een trein binnenkom en de vijandige tassen zie die andere passagiers naast zich of tegenover zich hebben gezet.
De mens is weliswaar een groepsdier, maar heeft toch veel behoefte aan een luchtbel van 'persoonlijke ruimte' om zich heen. De enigen die binnen die ruimte mogen komen zonder dat het alarm afgaat, zijn de huisgenoten.
Mensen leven in paren en dat paren leidt meestal tot viertallen. Bij het bouwen en inrichten van auto's wordt daar goed rekening mee gehouden. Er zijn one/two-seaters voor de kinderlozen en vierzits voor de echtparen met kinderen. Dat dekt vrijwel alle behoeften, blijkt in de praktijk. Ook in trams en treinen houdt men het bij één/twee-tallen en viertallen in de zitcombinaties. Dat is verhoudingsgewijs de beste oplossing. Als ik in een tram of trein door omstandigheden gedwongen ben een tweezitsbankje met een ander te delen schenden we elkaars persoonlijke ruimte, maar er is een troost: de ander is niet in de meerderheid, we zijn gelijkwaardig.
Gezien de logica van dit alles is het verwonderlijk dat je in vliegtuigen heel vaak een 2x3 opstelling aantreft. Vrijwel altijd zal zo'n drie-sitter bezet worden door een echtpaar en een eenling.
Niemand voelt zich daar lekker bij. En de situatie wordt verergerd doordat er géén evenwicht is in de situatie. De twee die bij elkaar horen hebben een psychologisch voordeel tegenover de vreemdeling die bij hen gepropt is. Als ze hem ook nog de raamplaats kunnen toebedelen is hij niet alleen in de minderheid, hij is ook nog gevangene van hun bereidheid hem te laten passeren als hij onderweg een plas moet doen. In elke rij van drie stoelen zit dus één ongelukkige en twee die hem - vaak zonder het te willen - onderdrukken. De situatie is verdrietig, daar komt dat woord natuurlijk ook vandaan.
Is er iets tegen te doen? Ik vrees van niet. Bij de bouw van auto's heeft de industrie geleerd te luisteren naar de klant, de consument. Vliegtuigen daarentegen worden niet door de reizigers besteld, maar geproduceerd door grote bedrijven die ingenieurs aantrekken om een efficiënte aerodynamische constructie te ontwerpen. En dat leidt kennelijk tot 2x3 opstellingen.
Maar er gloort hoop: onlangs las ik dat de gemiddelde bezetting van vliegtuigstoelen 66% is. Er wordt goed gerekend bij vliegtuigmaatschappijen en wie weet komt men tot de conclusie: elke derde stoel onbezet? Dan kan die wel weg!
Deze column verscheen in het tijdschrift Archipel (winter 2005)