Stop de persen!
Ik had mijn historische uitspraak tevoren bedacht en wachtte alleen nog maar op de kans hem uit te spreken. En die kwam een paar weken geleden. De telefoon ging, mijn vrouw nam op en riep even later: 'Dit is Het Parool. Of we een proefabonnement willen nemen!'
We hadden al een abonnement op de Volkskrant en NRC. Ik schraapte mijn keel en riep mijn historische uitspraak: 'Doe maar. Het maakt mij niet uit of ik twee kranten niet lees, of drie!'
Met het niet-lezen van kranten ben ik in de laatste week van oktober begonnen, na wat ongetwijfeld de meest indrukwekkende hype van 2004 was: de presentatie van de nieuwe bijbelvertaling. Hypes zijn, zoals bekend, praat- en schrijflawines die handig in gang gezet worden door communicatie-experts. Ze maken gebruik van het feit dat er veel meer praatprogramma's, kranten en bladen zijn dan intelligente mensen die ze met iets zelfbedachts kunnen vullen. Onderwerpen zijn dus schaars goed en wie iets controversieels op tafel legt heeft een goede kans dat een meute programmamakers en columnisten zich er op stort.
Ik heb lang gedacht dat er grenzen zouden zijn aan waar je een hype van kan maken. Als iemand mij tevoren gezegd had dat de Nieuwe Bijbelvertaling in het meest ontkerkelijkte land van de wereld het gesprek van de dag zou zijn, zou ik hem uitgelachen hebben. Maar de uitgever van dit Boek der Boeken slaagde er in om de hype der hypes te creëren: eindeloos met elkaar praten over de mogelijkheid van een controverse. Toen na ongeveer een week bleek dat de bijbelvertaling eigenlijk niets bevatte waar men het over oneens kon zijn, zakte de hype snel in elkaar, maar intussen had uitgeverij Jongbloed er al 200.000 van verkocht.
Knap werk. Maar in die week van slap gelul over niets hakte ik de knoop door en stopte met het lezen van kranten. Wat een verademing! Al snel bleek dat je met een half uurtje radio- of TV-nieuws per dag geheel op de hoogte blijft van wat er gebeurt in de wereld. En het grote voordeel is: je hoeft niet meer te lezen wat 736 columnisten er over vinden..
Waar zijn al die columnisten trouwens allemaal vandaan gekomen in de afgelopen jaren? Vroeger beperkten kranten zich tot het nieuws, wie meningen wilde lezen kocht een opinieweekblad. Die herkauwden wat er in de krant stond en voorzagen het van een links of rechts sausje. Om het niet al te eentonig te maken kregen columnisten zoals Renate Rubinstein en Piet Grijs de kans hun eigen persoonlijke visie te geven. Begaafde stylisten, opgeleid bij Propria Cures en gelouterd door het hoongelach van hun mede-redacteuren als ze een minder geslaagd stukje inleverden.
Maar ook toen al dreigde de hype. De eerste die ik meemaakte betrof de in 1969 verschenen memoires van Weinreb, een joodse econoom die tijdens de oorlog al dan niet andere joden gered had of juist in gevaar gebracht met zijn versie van Schindler's List. Renate Rubintein en Aad Nuis verdedigden hem, W.F. Hermans en Henriette Boas vielen hem aan, en alle pakweg 9 andere columnisten die Nederland toen telde mengden zich in de strijd die zich al snel over vele bladen uitstrekte.
In Propria Cures rekende ik (marktonderzoeker van beroep) aan de hand van overlappercentages van de lezerskringen van die bladen uit dat nog maar 14 personen de hele discussie konden volgen en dat dat vermoedelijk merendeels de discussianten zelf waren, de enigen die alle bladen lazen. Het hielp, alleen Renate Rubinstein en W.F. Hermans gingen door met de strijd: zij lazen elkaar toch al niet en hadden strikt gescheiden aanhangen.
Toen in de jaren 80 de opiniebladen hun oplagen zagen zakken leek het er even op dat het hele opiniegebeuren zou verdwijnen. Nieuws en amusement, daar ging het om. De Nieuwe Revu gaf de koers aan, de opiniebladen bezuinigden.
Maar in de jaren negentig beleefden de kranten een sterke bloei, niet qua lezersaantal (want dat zakte toen al sluipend) maar qua advertentie-bezetting. Het ging goed met de economie. Er waren zoveel advertenties dat er behoefte was aan meer redactionele tekst om de achterkant van de reclamepagina's te vullen. En wat was er handiger dan een slechtverkopende schrijver uit zijn café te halen en hem columns te laten schrijven?
Zodra de advertentiemarkt in elkaar zou zakken kon je zo'n freelancers-column meteen weer schrappen.
Sindsdien zitten we opgescheept met die 538 á 947 (afhankelijk van de conjunctuur) columnisten. In de oude situatie zouden zij na één mislukt boek alsnog leraar Nederlands geworden zijn, maar het columnistendom geeft hen het idee dat zij als schrijver iets betekenen en de boekenuitgevers dat zij een lezerspubliek hebben. Dat stimuleert nu ook nog een eindeloze stroom zwakke romans en onleesbare essay-bundels. Hartelijk dank, adverteerders!
Omdat een goed idee voor een column schaars is zijn zij voornamelijk bezig zich met z'n allen te storten op het onderwerp van de dag en ook nu geldt dat zij vermoedelijk de enigen zijn die alle bladen lezen en de discussie nog kunnen volgen. Over wat Holman schreef in het Parool, en Etty in NRC/Handelsblad en Stamsnijder in het AD en Brakensiek in de Gelderlander, om nog maar niet te rappen van Sanders in VN. Na opnieuw de overlappercentages van de diverse bladen bestudeerd te hebben kan ik melden dat de enige lezer die alles nog bij houdt de heer R.F. is, woonachtig aan de Sophialaan te Amsterdam Maar hij is dan ook met pensioen en heeft dus alle tijd.
Ik kan het u aanraden: stop met het lezen van kranten. Nooit meer hoeft u dan gade te slaan hoe Jan Mulder voor de zoveelste keer een gedachte niet af maakt. Nooit meer voorthobbelen op het proza van Martin Bril dat zich voor je ogen uitstrekt als een eindeloze knollentuin. Nooit meer hoeven zien hoe Bas Heijne na een lange aanloop een wel heel klein redeneersprongetje maakt.
Eindelijk tijd om zelf na te denken. Doen! Maar laat het daar dan ook bij. Schrijf die gedachten niet op.
(Gepubliceerd in Propria Cures, 21 januari 2005)