Vreemde talen
Ik behoor tot de generatie voor wie reizen naar het buitenland nog steeds iets aparts heeft. De grens over gaan naar Belgie doet mij al wat. Duitsland is nog een stap verder, daar spreken ze een andere taal, al begrijp je die met enige moeite wel.
Vorige maand was ik in Spanje en daar ben je echt in het buitenland. Van die taal versta ik niets. Dan begin je je pas goed vreemdeling te voelen.
En dat is natuurlijk de voornaamste functie van vreemde talen. Ze geven aan dat je in een ander land bent.
In het hotel waar we zaten was televisie en daarop waren 4 Spaanse stations te zien. Ze zonden Hollywoodfilms uit in Spaanse nasynchronisatie. Verder waren er 3 Duitse zenders die Hollywoodfilms lieten zien in Duitse nasynchronisatie. En er was CNN dat het wereldnieuws liet zien in Amerikaanse nasynchronisatie. Zelden heb ik me zo in het buitenland gevoeld. Met de Spaanse zenders kon ik natuurlijk niets, behalve als er voetbal was. Met de Duitse zenders ging het beter. Als je je best doet en oude vooroordelen opzij zet is Duits echt wel te pruimen en die Hollywoodfilms zijn niet zo moeilijk. Maar Duits is wel een minder efficiënte taal dan Engels, zoals iedereen direct kan zien bij meertalige gebruiksaanwijzingen: de Duitse tekst is altijd zo'n 20% langer dan de Engelse.
Duitse insprekers van Amerikaanse films moeten zich dus door de tekst haasten en zelfs de meest rustige en romantische conversatie krijgt er iets kefferigs door. De Duitsers kennen hun Amerikaanse filmhelden alleen als snelle sprekers, hun nagesynchroniseerde Duits komt uit de loop van een mitrailleur.
Iedereen doet zijn helden na, en bekend is bijvoorbeeld dat de Nederlandse mannenstem in de jaren na de oorlog een halve octaaf zakte omdat alle mannen de sonore Amerikaanse nieuwslezers en acteurs na wilden doen.
Maar wij hoorden ze in hun eigen taal.
Het zou interessant zijn om na te gaan of Duitsers door het zien van hun nagesynchroniseerde films nu sneller zijn gaan praten. Net zoals ze dat van Herr Al Pacino en Frau Julia Roberts gewend zijn. Als dat het geval is gaan we weer een behoorlijk kefferige toekomst tegemoet.
Zo'n efficiente taal als de Engelse heeft voordelen, vooral in noodgevallen natuurlijk Als de Engelsman al onderweg is naar de brandblusser is de Duitser nog aan het uitleggen dat er brand is.
De Nederlandse taal is trouwens ook heel inefficiënt. Heeft u er wel eens bij stilgestaan dat de lange wachtlijsten in de Nederlandse medische zorg moeiteloos te verklaren zijn uit de hoeveelheid tekst die wij nodig hebben om elkaar iets duidelijk te maken? Ga maar na: een Nederlandse patiënt heeft 20% meer woorden nodig dan een Engelse om te vertellen wat hem mankeert, en zijn arts heeft 20% meer woorden nodig om te vertellen wat hij eraan kan doen. Dat is 3 minuten op een consult van een kwartier. Een Engelse dokter kan op een werkdag van 8 uur 40 patiënten afhandelen terwijl de Nederlandse arts er maar 32 kan helpen. Het resultaat is bekend: lange, lange wachtlijsten. Maar ik dwaal af, ik had het over mijn verblijf in Spanje waar ik Hollywoodfilms bekeek in Duitse nasynchronisatie. Een vervelende ervaring is dat, als je het niet gewend bent. De acteur beweegt zijn lippen zonder dat je het bijpassende geluid hoort. Tegelijk hoor je wat hij geacht wordt te zeggen, maar dan in het verkeerde tempo. Omdat je als kijker steeds toch probeert geluid en lipbewegingen samen te voegen merk je na enige tijd dat je doodmoe bent en ook niets van de tekst hebt gesnapt. Ik had een koptelefoon bij me en sloot die op het tv-toestel aan, om eens te kijken hoe dat werkte En dat was de oplossing. Het Duits speelde zich nu plotseling in mijn hoofd af en op het scherm zag ik een acteur woorden zeggen die ik niet kon horen. In mijn hoofd werd in het Duits nagepraat wat hij zei. Eindelijk had ik geluid en beeld gescheiden. Eenvoudige knokfilms en langzame romantische films kon ik sindsdien volgen. Ik geef het maar als tip voor vakantiegangers.
Vanwaar toch die behoefte om films uit andere landen te nasynchroniseren?
Het zal wel iets te maken hebben met trots op de eigen taal, maar dan wel gecombineerd met minachting voor degenen die een andere taal spreken.
Het eerste wat bijvoorbeeld Spanjaarden doen is je via hun foldertjes uitleggen dat ze de derde taal ter wereld hebben. Zo'n 600 miljoen mensen over de hele wereld spreken Spaans.
Nederlanders kennen dat taalkolonialisme niet. In al die landen waar Nederland een paar honderd jaar geleden de vlag plantte, leerden de paar duizend kolonialisten liever de taal van het land dan dat zij de miljoenen onderdanen onderwijs in het Nederlands gaven. Dat kwam immers veel duurder uit.
De positieve keerzijde van ons gebrek aan taalassertiviteit is natuurlijk dat Nederlanders zich overal kunnen redden: ze zijn flexibel en leren de taal van het land.
Daarom zullen we ook een gouden toekomst in de Europese Unie hebben. Het grootste probleem van de uitbreiding van de EU is immers de explosieve groei van het aantal tolken dat nodig zal zijn. Nu zijn er 11 talen en dat maakt per vergadering 55 taalcombinaties mogelijk. Als dat aantal talen over een paar jaar toeneemt tot pakweg 20 kunnen er een paar tolkendorpen bijgebouwd worden in Brussel. Een simpele oplossing zou natuurlijk zijn dat er 1 Europese taal komt. Engels bijvoorbeeld. Maar dat zal van onze levensdagen niet gebeuren, dat houden Frankrijk en Duitsland en Italie en Spanje wel tegen. Ruim een eeuw geleden is het Esperanto uitgevonden, een kunstmatige taal die makkelijk te leren was omdat er geen onlogische dingen in zaten. Geen onregelmatige werkwoorden, geen uitzonderingen op uitzonderingen zoals die in een levende taal historisch groeien. En omdat het voor iedereen een aangeleerde taal was, kon je op voet van gelijkheid communiceren.
Je zou verwachten dat zo'n kant en klare wereldtaal nu snel voor de dag gehaald zou worden als oplossing voor het taal- en tolkenprobleem van de EU. Geen gekift meer over wat de belangrijkste werktaal zou moeten zijn, gewoon allemaal in een weekend Esperanto leren. Maar zo'n voor de hand liggende en logische oplossing redt het natuurlijk nooit. Alle wereldleiders houden vast aan hun eigen taal en piekeren er niet over een andere te leren.
Soms zie je op de televisie al die grote mannen na een topconferentie klaar gaan staan voor een foto en ze maken dan de ene kwinkslag na de andere tegen elkaar, waar de ander hartelijk om lacht. Dat is allemaal gespeeld, want niemand verstaat de ander. Elke wereldleider roept iets in zijn eigen taal en zijn buurman doet alsof het de beste grap is die hij in jaren gehoord heeft. "Mon papa fume une pipe" zegt Chirac en Blair lacht zich een kriek.
Dus zal het Europees parlement één groot Babylon worden en krijgt Brussel er welvarende vertalers-wijken bij. Maar in de wandelgangen van het Europees parlement gaan de Hollanders glorieren. Daar zijn geen vertalers en tussen al die buitenlanders zijn de Hollanders dan de enigen die contacten kunnen leggen. Ze spreken Engels, Duits, Frans, een paar woorden Spaans, wat Italiaans. En als het gaat om geld en macht en dus de moeite loont, leren Nederlanders er zo een paar talen bij.
Tijdens Wim Kok was dat al het plan. En je hoeft beroepsdiplomaat de Hoop Scheffer maar even gade te slaan terwijl hij gedienstig en kwispelend rondscharrelt in de Europese Top om te zien dat dat spoor nog steeds gevolgd wordt.
Terwijl ze in Duitsland, Frankrijk, Italie en Spanje lui en tevreden zitten te kijken naar de nagesynchroniseerde films op hun TV, nemen de Nederlanders ongemerkt de touwtjes in Europa in handen. Niemand mag er ooit iets van merken, natuurlijk, want als het uitkomt pakken de grote landen de macht zó weer terug. Je moet het dus doen tijdens een Nederlandse regering die weinig daadkracht heeft en geen idee wat hun diplomaten uitspoken. Misschien gebeurt het binnenkort.
(Deze column werd voorgelezen in een uitzending van de VPRO De Avonden, december 2003.)