De herinrichting van de wereld
Ik las een paar weken geleden weer eens een bericht over het tempo waarin diersoorten uitsterven en was in gedachten al bezig met een handtekeningenactie, toen me een andere gedachte inviel. Zijn er eigenlijk niet veel te veel verschillende diersoorten? Kunnen we er niet een heleboel zonder enig probleem missen?
Wie herinnert zich niet uit zijn jeugd die eindeloze tochten door Artis en andere diergaarden. Natuurlijk, er waren een paar dieren die je als kind konden boeien, maar al die onduidelijke scharrelbeestjes in het nachtdierenhok, die vielen je toch vooral op door hun ondraaglijke stank of door het feit dat ze totaal onbeweeglijk in een hoek lagen en absoluut niet reageerden als je hard tegen het glas tikte.
Veel kindervakanties zouden er door opgefleurd worden als deze dieren uit het assortiment geschrapt werden.
Maar ik geef toe, dit is geen serieuze aanpak van het mondiale probleem. Laat ik anders beginnen. De wereld moet je eigenlijk zien als één groot bedrijf. Het bestaat nu een paar miljoen jaar en er is sprake van enige wildgroei hier en daar. Grote bedrijven laten zich geregeld door organisatie-adviesbureaus doorlichten op de efficiency van hun bedrijfsprocessen en ik denk dat het hoog tijd wordt om dat ook eens met de wereld te doen.
Stel dat ik ingehuurd zou worden als verandermanager, want zo heet dat, dan zou ik natuurlijk de volgende vraag op tafel leggen: als we de wereld vandaag eens helemaal opnieuw zouden opstarten, hoe zouden we die dan inrichten?
Je begint dan met het bepalen van de core business van de wereld. Daar zijn we snel uit: dat is uiteraard de zorg voor het welzijn van de mens. Vanuit dat uitgangspunt ga je vervolgens de wereld inrichten.
God had daar zes werkdagen voor nodig, maar met de nieuwste software-pakketten moet het toch wel wat sneller en beter kunnen. We starten natuurlijk met licht. Een wereld zonder elektriciteit daar beginnen we niet meer aan. Na het scheppen van de bergen en de rivieren en de steden en de mensen kom je vanzelf op de leuke invullingen van het landschap. Dat zijn de dieren en de planten. En nu komt de vraag: hoeveel soorten daarvan hebben we er echt nodig.
Als ik me beperk tot de belangrijkste functies die dieren vervullen in ons mensenbestaan, dan hebben we het over de culinaire functie, de wildfunctie, de dienende functie, de vermaaksfunctie en ten slotte de zoölogische of rariteiten-functie.
Laat ik beginnen met de vermaaksfunctie. Honden, katten, paarden die zijn daarvoor geschapen. Het gaat hier vooral om de aaibaarheid waar mensen behoefte aan hebben. Je moet als mens op gezette tijden je affectie kunnen afreageren en als dat niet bij een partner of kinderen kan moet je een dier hebben dat daar voor klaarstaat. Indirect aaibaar zijn goudvissen. Ze zijn eventueel te vervangen door een doorlopende videoband van een aquarium, maar dat heeft toch iets kunstmatigs. Goudvissen mogen blijven. Vogels daar moeten we niet aan beginnen volgens mij. Ze zijn niet aaibaar, en je ziet ze hooguit als een schicht wegvliegen. Als het een beetje tegenzit schijten ze op je hoofd. Thuisvogels zoals kanaries zijn natuurlijk helemaal onzin, beesten die kunnen vliegen moeten niet in een kooitje. Dat ruimt op. Vier soorten huisdieren dus, honden, katten, paarden en goudvissen. Dat is echt genoeg.
Dan krijgen we de culinaire functie. Eigenlijk eten we niet zoveel soorten beesten: koeien, varkens, kipachtigen, schaapachtigen en een paar soorten vis. En de vis hadden we al geselecteerd. Konijn en haas wil ik niet serieus nemen als voedsel, dat is gepaneerd bot. Wat op kleine plekken in de wereld aan eigenaardigs gegeten wordt, zoals insecten of slangen of apenhersens of stierenballen kunnen we gevoegelijk zien als iets dat ooit uit nood geboren werd en na generaties dapper koken of braden en kokhalzend proeven eindelijk eetbaar gemaakt werd. Maar als het echt lekker was had elke wereldstad een stierenballen-eetcafe of apenhersens-bar. Weg ermee dus.
In totaal zitten we nu op acht diersoorten die we nodig hebben voor voedsel en vermaak. Dan de dienende functie. Die is er voor dieren nauwelijks meer. Olifanten, kamelen, paarden, ezels, karbouwen alles wat iets sjouwen of trekken of duwen kon werd door de ondernemende mens voor dat doel gebruikt. Maar dat hoeft allang niet meer en zeker niet in de wereld die we met dit plan opnieuw starten. Ik zou zelf nog wel een hondje willen hebben dat net groot genoeg is om mijn ochtendkrant de trap op te dragen en klein genoeg om qua lichaamsbeweging genoegen te nemen met mijn achtertuintje. Maar de hond hadden we al geselecteerd, dus dat is geen probleem.
We blijven dus op acht diersoorten staan..
Dan houden we de wildfunctie over. Een moeilijk begrip waar enige uitleg bij nodig is. Bij dieren in het wild gaat het erom dat zij de hele dag bezig zijn om in leven te blijven. Dat komt erop neer dat zij eten of gegeten worden. Dit idee boeit mensen enorm en zij krijgen er geen genoeg van om te zien hoe beesten hun best doen om andere beesten te verschalken. Dat zijn wat wetenschappers noemen archetypische beelden.
De meest bekende is de volgende: de filmcamera volgt een leeuw die voorzichtig naar een hertengemeenschap sluipt. Dan hoor je een takje knappen en de assistent van de filmer zegt: kan-ik-er-wat-aan doen? Vervolgens zie je de leeuw rennen achter het aardigste en mooiste hert dat ooit gefilmd werd. Dat hert loopt de longen uit zijn lijf en zigzagt alsof het daarmee die toch echt niet achterlijke leeuw op een dwaalspoor kan brengen. Er zijn varianten van deze film bekend waarbij de leeuw het opgeeft en dat hert ontsnapt. Maar de standaardvariant eindigt slecht: het hert wordt een lijk en de leeuw pleegt aan het eind van zijn maaltijd een luie boer en laat de helft van zijn prooi nog liggen ook.
Ik heb lang geaarzeld: moeten we dit in de nieuwe wereld toelaten, of kan het wel weg. Ik denk dat we het moeten houden. Als je die leeuw ziet rennen achter het snelle hert geeft dat nieuwe betekenis aan het begrip Fast Food. Daar is commercieel in elk geval iets mee te doen en je moet reclamemakers hun materiaal gunnen. Maar los daarvan is het goed dat mensen zich visueel kunnen blijven laven aan het idee van de strijd om het bestaan. Leeuwen en herten moeten dus blijven. In totaal hebben we nu tien diersoorten waarmee je als mens toe zou kunnen voor al je behoeften.
Alle overige dieren vallen in de zoölogische of rariteitenfunctie. Ze zijn er, maar hebben voor de mens geen duidelijke noodzaak. Eigenlijk kunnen ze wel weg. Maar moeten ze ook weg?
Een goed mens als Theun de Winter maakt zich al jaren sterk voor het voortbestaan van ezels en Lenie 't Hart doet datzelfde met zeehonden. Haar broer Maarten heeft iets met 3-doornige stekelbaarzen, regenwulpen en ortolanen. Moeten al deze dieren uitsterven? Dat vind ik wel erg kort door de bocht, ik ben niet het type van een echt harde manager. Nee natuurlijk hoeven ze niet weg. Beestjes die geen last veroorzaken en leuk zijn om te zien of bijvoorbeeld frappante geluiden maken, daar kan men zich natuurlijk voor inzetten en die komen dan op een soort dieren-monumentenlijst. Dat zijn er hooguit honderd, daar durf ik om te wedden.
Waar het om gaat is de toekomst van al die honderduizenden andere diersoorten die onze wereld bevolken en waar we eigenlijk helemaal niets mee hebben. Merendeels onooglijke, elkaar om zeep helpende, prikkende, bijtende, stinkende, totaal gedachteloze en alleen hun instinct volgende dieren die in formaat variëren van minder dan een millimeter tot een royale hut. Wat moeten we ermee? Is het erg als ze verdwijnen?
Als je het zakelijk bekijkt, dan is het antwoord nee. We kunnen toe met tien nuttige en dus gewenste diersoorten en pakweg 100 hobby-dieren op de monumentenlijst. Dat staat vast. Te voorspellen is dat dat te weinig zal zijn voor de natuur- en milieu-activisten en ik gun hen natuurlijk graag dat andere standpunt. Maar ik heb tegenover hen nog wel een argument achter de hand. Denk eens na: als de hele wereld er overal ongeveer hetzelfde uitziet, met een beperkt aantal planten en dieren. Is er dan nog een reden om te reizen? Nee toch? En is dat niet precies wat jullie graag willen: minder luchtverontreiniging door minder vervoerbewegingen? Uit hun verraste blik kan ik dan opmaken dat ik een punt heb gescoord. Verrek ja, het is waar. Juist de diversiteit van planten en dieren zorgt ervoor dat de moderne mens zich een ongeluk reist en het milieu verziekt. Weg met al die dieren en planten zal binnenkort dus het progressieve platform zijn. Dat geef ik u op een briefje.
(Deze column verscheen eerder in Propria Cures, 16 januari 2010, en is ook te beluisteren in de rubriek Audio, zie radio-columns VPRO - De Avonden)