`Ik situeer mijn verhalen graag in situaties die ik uit eigen ervaring ken. Ik schrijf bij voorkeur in de ik-vorm omdat dan in elk geval één personage niet verzonnen hoeft te worden.'
`De kantoorverhalen? Nou ja, ze zijn aan de werkelijkheid ontleend. Er is wel eens wat van waar, maar ik kijk wel uit om volledig autobiografisch te gaan schrijven: dan krijg je alleen maar ruzie.'
(Interview met Frank van Dijl, Het Vrije Volk, jan. 1979)
`Wat mij ontzettend ergert zijn boeken die uitgelegd moeten worden, alsof je dan pas kan begrijpen waar het over gaat. Dat vind ik zoiets belachelijks. Als symboliek gebruikt is, waarvoor een criticus nodig is om die te duiden, dan heeft die schrijver het niet goed gedaan.'
`Ik wil mijn werk ontdoen van alle literaire franjes. Het liefst schrijf ik een verhaal zonder dat de lezers merken dat er woorden gebruikt zijn.'
`Er zijn allerlei soorten schrijvers, die wat mij betreft allemaal mogen bestaan. De schrijver als Leraar, de schrijver als Onderzoeker, de schrijver als Verslaggever. Ik hoor bij een vierde categorie, de schrijver als Lotgenoot, ik beleef mijn genoegen eraan om te vertellen wat een mens zoal kan overkomen en hoe je je daar tegen teweer kan stellen of eraan ten onder kan gaan.'
`En wat de manier van schrijven betreft, ga ik altijd van het standpunt uit dat alles wat er in een verhaal gebeurt, vanuit de hoofdpersoon moet worden geschreven en verder geen geëmmer. Ik beschrijf dus alleen de dingen die de ik-figuur kan zien of horen of denken of voelen.'