1header_hansvervoort.jpg - Otto de Kat - Het uur van de olifant (2022)

Welkom op de website van Hans Vervoort

Otto de Kat - Het uur van de olifant (2022)

 

De onnodige wreedheden van het leger in Atjeh

 

Oorlogstrauma’s zijn vermoedelijk van alle tijden, maar worden pas sinds ca 1920 erkend als ziektebeelden. Tijdens W.O.I werden bijvoorbeeld nog driehonderdzesenveertig Engelse soldaten ter dood veroordeeld wegens desertie, de laatste (Louis Harris) op 7 november 1918. Een groot deel van hen leed waarschijnlijk aan shellshock, tegenwoordig gezien als één van de vormen van PTSD. Goed dat vier dagen later de oorlog op hield, anders waren het er nog meer geweest.
Post traumatic stress disorder (PTSD)  wordt tegenwoordig gelukkig herkend en erkend, maar was nog vrijwel onbekend in de tijd waarin Het uur van de olifant speelt, de nieuwste roman van Otto de Kat. Daarin wordt het verhaal verteld van Maxim van Oldenborgh, een jonge officier van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL) die in een man-tot-man/vrouw gevecht in Atjeh een oog verliest en – afgekeurd voor de dienst – zijn leven als burgemeester van Texel voortzet.

 

Herinneringen ophalen

Van Oldenborgh woont daar met zijn jonge vrouw Roy als hij in 1909 bezoek krijgt van W.A.van Oorschot (‘W.A.’ voor zijn vrienden), een oude legervriend die vanuit Indië met verlof is in Nederland. Hij heeft net als Maxim de dienst verlaten en is nu werkzaam bij de Staats Spoorwegen op Java. Ze halen herinneringen op aan hun krijgservaringen in Atjeh en Maxim krijgt mede daardoor steeds meer last van de nachtmerries en depressies waar hij na zijn terugkeer in Nederland aan lijdt. W.A. blijkt namelijk Wekker te zijn, de schrijver van zeventien onthutsende artikelen in oktober en november 1907 in het blad De Avondpost over de wreedheden begaan door KNIL-militairen tijdens de pacificatie van Atjeh. Die artikelen hebben geleid tot grote commotie in de Tweede Kamer en tot – uiteindelijk – het vertrek van generaal van Daalen als gouverneur van Atjeh. Van Daalen was de keiharde militair die in 1904 met zijn maréchaussees de vesting (benteng) Koetoh Reh veroverde. Bij die slachting werden driehonderddertien mannen, honderdnegenentachtig vrouwen en negenenvijftig kinderen doodgeschoten. 

De verovering van Atjeh die in 1904 al eenendertig jaar duurde was onder generaal Van Daalen steeds gewelddadiger geworden en steeds meer officieren hadden grote moeite met hun rol daarbij. Natuurlijk, voor het Atjehse verzet was de oorlog tegen de kafirs een djihad, een heilige oorlog die tot een triomfantelijke dood kon leiden, een gevecht waaraan ook vrouwen en kinderen met overgave deel namen. Was niet de belangrijkste verzetsstrijder een vrouw, Tjoet Nja Dinh? De doodsverachting van de aanstormende  Atjehers had veel soldaten ertoe gebracht om hun kogels af te vijlen, zodat het dum-dum-kogels werden, waarvan de inslag zo groot was dat de getroffene niet verder op je af kon rennen. Ook die – officieel verboden – vorm van munitie knaagde aan de gewetens van steeds meer officieren. 

 

Humane oorlogsvoering onmogelijk

Wekker vertolkte in zijn stukken met veel voorbeelden de onnodige wreedheid van het leger. Niet zozeer omdat hij tegen de verovering van dat laatste stukje van Sumatra was, maar omdat hij vond dat het geweld vooral veroorzaakt werd door de bezuinigingen op het aantal manschappen. Dat maakte een meer humane oorlogsvoering onmogelijk. Het nemen van gevangenen tijdens zo’n krijgstocht was bijvoorbeeld onwenselijk omdat dan een deel van de manschappen zou moeten vertrekken om ze af te voeren. Dan bleef een kleinere en dus meer kwetsbare eenheid over en dat kon niet. Er werden dus geen gevangenen genomen, men doodde domweg iedereen die zich overgaf. 

Voordat Wekker zijn stukken publiceerde waren er meer protesten geweest tegen de wijze waarop de oorlog in Atjeh werd gevoerd, maar met zijn Multatuliaans heftige schrijfstijl had hij meer effect. Als W.A. hun bekent dat hij Wekker is, zijn Maxim en Roy verrast. Natuurlijk kennen zij de artikelenreeks en ze hebben die allebei met grote instemming gelezen. De onthulling dat W.A. de schrijver is opent de deur voor gesprekken en een groot deel van de roman is dan ook gevuld met – boeiende – gedachtewisselingen over de pacificatie en het schuldgevoel dat dat oproept. En over Indië, het land waar W.A. naar teruggaat omdat hij het niet meer missen kan, ook al is hij langzamerhand tot de conclusie gekomen dat Nederland daar niet thuis hoort. Het land waar ook Maxim naar terug verlangt, al komt hij in een gesprek met Roy tot en andere conclusie dan W.A.: ‘Nee, ik wil nooit meer terug, al ruik ik het land, al heb ik duizend beelden in mijn hoofd, al is er een onbegrijpelijk gevoel van gemis en heimwee.’ ‘Liever heimwee dan Indië?’ Hij lachte. ‘Van wie heb je die uitdrukking? Ja, hij is raak, precies wat ik bedoel.’ 

 

Verdrongen scene komt boven

Ook Roy wordt meegetrokken in hun overdenkingen, vooral omdat zij zich zorgen maakt over de gezondheid van haar man. Maar zij raakt tijdens zijn bezoek vooral gefascineerd door de open persoonlijkheid van W.A. die niet aarzelt haar persoonlijke vragen te stellen die haar bewegen hem zaken te vertellen die ze nooit met anderen gedeeld heeft. En omgekeerd is hij zeer gecharmeerd van haar. Het blijft platonisch, maar als W.A. weer op de boot terug naar Java is, dan reist zij in zijn gedachten met hem mee. Roy zelf wordt weer opgeslokt door haar liefde en zorg voor haar man en ze slaagt er in om hem ertoe te bewegen – op advies van W.A. – een zenuwarts te bezoeken, in die tijd een nog nieuw medisch specialisme. Bij één van die bijeenkomsten komt de scene boven die hij al die tijd verdrongen heeft en die zijn nachtmerries veroorzaakt. Wat hem dwars zat blijkt niet te gaan om iets dat hij zelf gedaan heeft, maar om iets gruwelijks dat zijn commandant deed waar hij passief bij was gebleven. Genezing is dan eindelijk op komst.
De Kat slaagt er goed in om zijn vertellerstaal en conversatie-teksten precies de wat ouderwetse toon te geven die je als lezer in de sfeer van het begin van de vorige eeuw brengt. Het uur van de olifant is dan ook een mooie roman geworden, met een ongebruikelijk onderwerp: PTSD.

 

 


Nawoord over de historische achtergrond:
Wilhelmus Arnoldus (W.A.) van Oorschot heeft echt bestaan en werd er ooit inderdaad van verdacht de schrijver van de Wekker-verhalen te zijn. Maar wie de moeite neemt via het Delpher krantenarchief zijn levensloop op te diepen ziet dat men al snel terug kwam van die verdenking en dat hij daarom vervolgens toch een succesvolle loopbaan als chef van de Staats Spoorwegen kon hebben. Na zijn pensioen in 1927 keerde hij –jawel!-  naar Nederland terug en werd daar burgemeester van Ilpendam. In die plaats herinnert het Van Oorschot-plantsoen nog aan de dynamische burgervader die hij was. Hij stierf in 1948, zevenenzestig jaar oud. Of hij werkelijk Wekker was zal denkelijk altijd een vraag blijven.

Het personage Maxim van Oldenborgh heeft de Kat (pseudoniem van J.G. Gaarlandt) gebaseerd op zijn grootvader E.G. Gaarlandt die inderdaad gewond uit Atjeh terugkeerde en daarna burgemeester van Texel werd. In zijn latere leven werd hij nog een geliefde burgemeester van Gouda in welke rol hij er bijna in slaagde om het vliegveld dat nu Schiphol heet, bij Gouda te laten bouwen. Hij overleed plotseling in 1938, achtenvijftig jaar oud.

 

(Deze recensie verscheen op de website van Literair Nederland, 12 oktober 2022)